Margreet Sanders werkt al 25 jaar in diverse pastorale settings, onder meer als geestelijk verzorger in gevangenissen. Vanaf vandaag is zij vaste columnist voor de Bezieling. Voor haar columns zal ze putten uit haar werkervaring. Zoals het verhaal over Yarin: “Nu heb je het gezegd”, zeg ik. “En nu is het gehoord”.
Door Margreet Sanders
Yarin is zestien. Naar de praatgroep komt hij samen met zijn vriend Bradly. Ze kennen elkaar van hier, van de gevangenis.
“Eén scooter was het”, zegt Yarin, terwijl hij ook mij tersluiks aankijkt. “Het was maar één scooter”. Over het hoofd van Bradly heen lijkt hij een reactie van mij te verwachten. Hoewel het mij onmogelijk lijkt, je haalt de jeugdgevangenis niet met zo’n klein vergrijp, reageer ik niet. Tegelijk kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat hier een jongen tegenover me zit die altijd pech heeft. Hij laat zich meetronen, tegen zijn zin in, en uiteindelijk is hij de enige die gepakt wordt. Ik weet dat hij licht autistisch is. Onhandig in het sociaal verkeer, weet niet goed hoe hij zich moet gedragen en ‘past zich dan aan’ zonder te weten waaráán.
We branden kaarsjes. Hij steekt een kaarsje aan voor zijn vader en zomaar uit het niets hoor ik dat zijn vader onlangs is overleden. Kort ga ik erop in. Hij wil er duidelijk niet over spreken met anderen erbij.
Een weekje later krijg ik een berichtje van de pedagoog of ik met Yarin wil praten. Hij zit vol emotie over de dood van zijn vader.
Toen ik hem kort daarna uit de groep haalde, moest ik snel een ritueel bedenken voor ons onderhoud.
We luisteren naar De vlieger van André Hazes. “Niet bepaald mijn lievelingsmuziek”, laat hij me weten. “Maar het is toevallig wel de muziek waar Bradly van houdt” – ai foutje, besef ik; dat had ik in de gauwigheid door elkaar gegooid. Wel begreep hij het idee van de vlieger. Dat je op de staart een boodschap naar boven kon sturen.
“Wat zou je als boodschap naar boven willen sturen?’ vraag ik.
“Iets wat ik nog tegen hem had willen zeggen”, zegt hij stil. “Iets waarvan ik spijt heb dat ik het nooit gezegd heb”.
“Wat is dat dan?”, vraag ik verder.
Hij buigt zijn hoofd en zegt: “Papa, ik hou van jou”.
Nooit had hij dat gezegd. Nooit hardop.
“Nu heb je het gezegd”, zeg ik. “En nu is het gehoord”.
Hij kijkt opgelucht.
Van een studiedag over autisme herinner ik me dat mensen met autisme de dingen vaak letterlijk nemen. Wanneer we een kaarsje aansteken, spreek ik daarbij de woorden dat het licht van deze kaars opstijgt naar zijn vader samen met de wensen en de gebeden die we uitspreken. Onmiddellijk vraagt hij: “Komt het licht van de kaars echt bij mijn vader?”.
Ik besluit het niet te ontkennen.
“En is hij dan nu ook bij ons. Hier bij mij?”. Ik besluit ook dat niet te ontkennen.
“Dat is mooi”, zegt hij. “Hoe lang blijft dit kaarsje branden?”.
“Tot vier uur”, zeg ik, “tot we weg gaan”.
“Kunnen we dan niet langer blijven?”.
Deze column is een fragment uit een boek van Margreet Sanders over haar ervaringen als geestelijk verzorger in een jeugdgevangenis. Voor God kom ik mijn cel uit, Berne Media, 144 blz., € 19,95.