M’n wiegie was een stijfselkissie, m’n deken was een baaien rok, zong ik alsof mijn leven ervan afhing. Kerkgangers links, rechts en in de rijen voor ons draaiden zich om en staarden geschrokken naar mij en mijn oma, die naast mij op de houten kerkbank zat. Oma stond abrupt op, pakte mij bij de hand en we haastten ons zo snel mogelijk de kerk uit.
Als vierjarige kleuter zou ik voor het eerst met mijn grootmoeder mee naar de Oud Gereformeerde kerk aan de Museumstraat in Dordrecht gaan. Ik was nooit eerder naar de kerk geweest; mijn ouders waren niet zulke kerkgangers. Fris gewassen, met mijn beste kleren aan en mijn haar keurig gekamd stond ik die zondagochtend klaar om opgehaald te worden. Ik wist niet zo goed wat te verwachten, maar omdat het oma's idee was en alles wat mijn lieve oma deed altijd goed was, zag ik ernaar uit.
Oom Jan, die bij ons langs gekomen was, had mij even apart genomen voor we weggingen en mij wijsgemaakt dat wanneer de mensen gingen zingen, ik mee moest doen omdat anders de dominee heel boos zou worden. "Stijfselkissie", was een populaire smartlap die ik met de radio mee had leren zingen. Hij zei dat ik dat maar moest zingen en dat had ik gedaan. Toen het uitkwam was oma erg kwaad op haar oudste zoon geworden en ze sprak wekenlang niet tegen hem. Helemaal begrijpen deed ik het voorval niet, maar Oom Jan gaf me een rijksdaalder waarvan ik een dinky toy kocht en dat maakte alles goed voor mij. Gelukkig had oma een goed gevoel voor humor en later kon ze er om lachen.
Op bezoek bij de GerGem - verzoeking, verlossing en verloren zijn
Jan was de lolbroek en de rebel van de familie. Zijn gedrag kwam niet uit de lucht vallen; het was zijn manier van het verwerken van de strikte religieuze opvoeding waarmee hij grootgebracht was. Met zijn vader, die in de tijd van dit voorval inmiddels overleden was, lag hij telkens overhoop. Als oudste had hij het leeuwendeel van al die strengheid en bekrompenheid over zich heen gekregen en zijn relatie met zijn ouders was problematischer dan die van mijn moeder, die de jongste was. Het oudste kind is nogal eens proefkonijn voor beginnende ouders.
Alhoewel het een warm en liefdevol gezin was, had mijn moeder het ook erg moeilijk gehad met haar gereformeerde opvoeding waarin te weinig mocht en te veel over de Bijbel gesproken werd. Zondagen waren deprimerend; twee keer per dag moest ze naar de kerk met een tuttig hoedje op, waar ze naar vaak loodzware, lange preken vol hel en verdoemenis moest luisteren. Ze was een gevoelig en artistiek type en had naar de kunstacademie willen gaan; ze kon heel mooi tekenen. Dit was echter te werelds en haar ouders stonden het niet toe. Mijn moeder was ook muzikaal en wilde piano spelen, maar alleen statige psalmen op het orgel waren toegestaan. Er waren veel artistieke en muzikale mensen in haar familie; ze werden steevast ontmoedigd om hun talenten te ontwikkelen. Op latere leeftijd heeft mijn moeder alsnog een kunstopleiding gevolgd.
Na de oorlog ontstond er een stijldans rage in het land. Stiekem achter haar ouders rug om ging mijn moeder naar dansavonden; ze ging dan bij een vriendin logeren. Tijdens een van die dansgelegenheden ontmoette ze mijn vader, een charmante twintiger uit Breda die erg goed kon dansen. Op haar 18de trouwde ze met hem; ze wilde de sombere en zware sfeer thuis zo gauw mogelijk ontvluchten. Opa en oma waren bepaald niet blij toen hun dochter hen meedeelde dat ze met een katholiek ging trouwen en probeerden haar te stoppen; het mocht niet baten.
Ondanks alles bleef mijn moeder gelovig en ze was de enige van de vier kinderen die met een gelovige echtgenoot trouwde, zei het met iemand van een, in haar ouders ogen, foute godsdienst. Haar twee broers en haar zus waren atheïst geworden, ze hadden meer dan genoeg van religie. Hiermee zag mijn arme oma haar grootste angst bewaarheid worden. Zij en haar man hadden zo hun best gedaan om hun kinderen tegen de boze wereld te beschermen en godvruchtig te zien worden in de voor hen enige juiste versie van het christendom, maar het was anders gelopen.
Later werd oma milder in haar geloof en ze werd lid van een minder strenge kerk. Toen ze in de tachtig was, probeerde mijn moeder haar op een dag voorzichtig uit te leggen wat er fout was gegaan; hoe haar kinderen geleden hadden onder hun opvoeding en dat dit hen van het geloof had weggedreven. Oma begon te huilen en zei dat ze niet anders wist en dat dit in die tijd en in hun milieu gewoon was. Haar dochters woorden troffen haar diep en maakten haar erg verdrietig waardoor ze er spijt van had dat ze dit onderwerp aangeroerd had omdat ze veel van haar moeder hield.
Oom Jan kocht later een rolstoel voor zijn moeder toen ze slecht ter been werd en hij nam haar overal mee naar toe; ze genoot hier erg van. Op een keer hadden we het over zijn jeugd. Hij haalde zijn schouders op en zei toen met een milde glimlach: "Ach, weet je, ze wisten nou eenmaal niet beter.”
Vond u dit artikel waardevol? Trakteer ons dan op een kopje koffie! Doneren kan via deze link.