"Toen het kindje werd geboren in Bethlehem.
Was het weliswaar nacht, maar het leek wel dag.
Plotseling ontwaakten alle vogels.
En begonnen ze te zingen op ongehoorde wijze.
De hele wereld kwam op zijn kop te staan:
De hemel, de aarde de zee en alle volkeren.”

A-M. de Liguori (1696-1787)


Door
Eric Corsius

Het is inmiddels een goede jaarlijkse traditie, om op een neerbuigende en zelfs gekrenkte toon te klagen over de kitsch en de blingbling die zich meester maken van het kerstfeest. Waarom kunnen de mensen niet gewoon genieten van Bach – of desnoods Händel? Zo vraagt de zichzelf fijn besnaard achtende ziel zich af. Zelf ben ik ook behept met dit onvermogen om mij te verplaatsen in de smaak van anderen. Tegelijk betrap ik me erop, dat Bachs verheven kerstcantates voor mij vooral een sfeermakende functie hebben en dat ik meer ben gehecht aan de klank dan aan de kunstwerken als zodanig. Net als bepaalde geuren, kleuren en smaken is deze klank een bestanddeel van de cocon, waarin ik mezelf terugtrek in de koude en korte dagen.

Het culturele snobisme, dat misprijzend neerziet op de ‘lage cultuur’, heeft ook een theologische pendant. Ik ben er sinds jaar en dag in getraind om meewarig het hoofd te schudden over de aanbidding van de kleine mollige Messias. Wordt het kerstverhaal, dat slechts is bedoeld als een voetnoot of hors d’oeuvre bij het grote verhaal van de onderwijzende, lijdende en opgestane Jezus, niet te sterk uitvergroot? Plaatst het romantiserende kerstverhaal de verontrustende Bergrede niet in de schaduw? Overwoekeren de gevoelens van vertedering en hartverwarmerigheid niet het opstandig makende en explosieve nieuws van het Rijk Gods?

Zo verhef ik mij cultureel en spiritueel boven de mensen die zich - in mijn ogen - tegoed doen aan kitsch en sentiment. Misschien is het vruchtbaarder om mij af te vragen, waarom het kinderfeestje van Jezus zo hardnekkig populair is – en waarom het ook mij tegen wil en dank in zijn ban trekt. Blijkbaar gaat er een onontkoombare charme en betoverende werking uit van een onbedorven en ontwapenend kind. Dit lijkt iets universeels te zijn. Het archetype van een godheid, die zich bij voorkeur aan de mensheid openbaart in de gestalte van het kind, komt in meerdere mythologieën en religies voor.

Door in de gedaante van het kind te verschijnen, haalt de godheid overigens de menselijke systemen en categorieën onderuit. Dat is allesbehalve vertederend of sentimenteel, doch regelrecht verontrustend. Dit archetype van het kind als ordeverstorende epifanie heeft zijn weg ook gevonden in de literatuur, zoals in Thomas Manns Doktor Faustus - waar de kleine Nepomuk Schneidewein zijn omgeving verwart - en in Coetzees De kinderjaren van Jezus – waar het jongetje David de vanzelfsprekende denkpatronen ondermijnt.

Alfonso M. de Liguori (1696-1787), de barokke theoloog en volksprofeet, kende deze betoverende werking van het kind als geen ander. Hij raakte niet uitgeschreven, uitgeschilderd en uitgezongen over het Jezuskind en over het feit dat de wereld als bij toverslag veranderde toen het kind werd geboren. In Italië is zijn kerstlied Quanno nascette van meet af aan zeer populair geweest. De goede verstaanders horen het doorklinken bij Händel en Bach en het wordt nog steeds gezongen door elk zichzelf respecterende Italiaanse popartiest. In dit ogenschijnlijk idyllische herdersliedje wordt bezongen, hoe de geboorte van het kind Jezus de wereld op zijn kop zet.

Zo onschuldig is een kind blijkbaar niet. Alle rangen en standen erkennen dit en zingen erover.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.