Religie mag tegenwoordig subjectiever, persoonlijker en in die zin individualistischer zijn, daarmee is de behoefte aan ontmoeting en gemeenschap nog niet van tafel. De vraag is niet óf wij iets samen willen, de vraag is hoe we dat eigentijds gaan organiseren. Aan dit ‘nieuwe samen’ willen we de komende tijd op de Bezieling aandacht besteden.
Door Theo van de Kerkhof
In mijn woonplaats Tilburg is pas een nieuwe kerk geopend: de City Life Church. Geen bakstenen gebouw, maar een zaaltje boven een trendy café. Een band is ter voorbereiding van de dienst aan het soudchecken, een technicus test het licht. Die dienst heeft zo eerder iets van een popconcert dan van een kerkelijke bijeenkomst, blijkt uit een reportage van Omroep Brabant. “Kerk hoeft niet saai te zijn”, zegt een van jeugdige bezoekers. City Life Church zit op meer plaatsen in het land. De Haagse afdeling trekt iedere week zo’n 1300 tot 1500 bezoekers waaronder veel jongeren.
Aansluiten bij de moderne cultuur, multimediaal, goede muziek, dat lijken de succesfactoren te zijn van deze uit Amerika overgewaaide evangelicale kerk. Modern van vorm, traditioneel van inhoud. Maar misschien het belangrijkste: de deelnemers ervaren de bijeenkomsten als iets dat van henzelf is; het gaat over hen, over hun eigen leven. Hedendaagse religiositeit is in staat het gevoel en de persoonlijke ervaring aan te spreken en daadwerkelijk relevant te zijn voor het leven van alle dag. Dat geldt niet alleen voor evangelicale kerken, maar voor spiritualiteit in het algemeen of het nu gaat om mindfulness, boeddhistische meditatie, een yogacursus of de atheïstenkerk.
Latente religieuze behoefte
Wat de grote traditionele kerken moeizaam lukt, lijkt hier wel te gebeuren: her en der vinden nieuwe religieuze bewegingen aansluiting bij de latente religieuze behoefte in onze samenleving. Wat langzaamaan duidelijk wordt is dat ontkerkelijking en ontzuiling zich onverminderd doorzetten, maar dat religie daarmee nog niet uit de samenleving verdwijnt. Religie staat niet in functie van kerken. Het omgekeerde is het geval: kerken staan in functie van religie. Ontkerkelijking ja, secularisatie nee, zo zou je de ontwikkeling kunnen samenvatten. Lange tijd is gedacht dat in een moderne samenleving (een samenleving waarin welvaart, sociale en medische voorziening, techniek en wetenschap toenemen) religie als vanzelf zou verdampen. In zijn algemeenheid blijkt die gedachte niet houdbaar en in die zin is de secularisatietheorie achterhaald.
Met andere woorden: traditionele kerkelijkheid en religiositeit vallen niet één op één samen. De kerken zijn belangrijk, maar ze zijn hun monopoliepositie kwijt. Er zijn tegenwoordig meerdere spelers op het veld van de religie.
En die verschillende religieuze spelers zijn bezig zich op nieuwe manieren te organiseren in onze samenleving. Je kunt ook zeggen dat kerkzijn op diverse plaatsen opnieuw wordt uitgevonden. Minder vanuit gewoonte, traditie, sociale druk; minder op basis van autoriteit, voorschriften, regels van boven af. Meer op het kompas van het gevoel, meer op basis van persoonlijke behoefte, waarbij diverse bronnen en tradities kunnen samenvloeien en waarbij de vraag naar de werkzaamheid die van de waarheid verdringt. Religieuze zoekers leggen een grote vrijmoedigheid aan de dag. Mensen maken zelf wel uit wat, waar, met wie en hoe ze hun religieuze aspiraties vormgeven. Zoals op meerdere terreinen leven we ook in religieus opzicht steeds meer in een do it yourself cultuur.
Gemeenschap
Ook al is religie anno nu meer persoonlijk en diffuus, de vraag naar gemeenschap en institutionalisering is daarmee allerminst van tafel. Die vraagt stelt zich juist opnieuw, maar wordt nu meer van onderop benaderd, zoals dat ook op andere domeinen van de samenleving het geval is. Heeft een organisatie (een kerk, een vakbond, een politieke partij, maar ook een zorginstelling, een school, of een energiemaatschappij) ons niet te bieden wat we zoeken dan gaan we een deur verder, of we nemen zelf het initiatief en creëren zelf ons eigen verband. Dat is een algemene trend in de samenleving.
“Ik ben ervan overtuigd dat het individualistische tijdperk ten einde loopt en vervangen zal worden door collectief denken en maken”, zei trendwatcher Lidewij Edelkoort in 2010 in een interview in Het Parool. Het lijkt er inderdaad op dat zij iets te pakken heeft. Dat ‘meer samen’ is op verschillende plaatsen waar te nemen. Media ontwikkelen zich tot sociale media. “Jongeren zitten de hele dag maar naar hun mobieltjes te turen”, hoor je nogal eens verzuchten. Maar via die mobieltjes staan die jongeren wel voortdurend in contact met het eigen vriendennetwerk. Als er één ding belangrijk is in het leven van jongeren, dan is dat wel andere jongeren.
De globalisering maakt de wereld tot één dorp, een groot systeem van onderlinge afhankelijkheden. Maar dat niet alleen: globalisering roept tegelijk een lokaliserende tegenbeweging op. Hoe groter de wereld, hoe sterker de behoefte aan een veilig en herkenbaar thuis in het eigen land, de eigen stad, de eigen buurt, met het eigen dialect of een eigen taal en eigen cultuur. De behoefte aan contact is enorm.
Co-creatie
Gemeenschapsvorming is niet uit, maar juist een hot item en het ontwikkelt zich langs nieuwe wegen. Cultuurwetenschapper Hans van Driel schetst die ontwikkeling. In de meer hiërarchische samenleving 1.0 staan instituties en individuen ver van elkaar af, er is eenrichtingsverkeer, het individu is ontvanger. In de overlegsamenleving 2.0 wordt inspraak georganiseerd. Individuen en instituties treden in interactie. De samenleving 3.0 is de samenleving van de co-creatie. Het onderscheid tussen institutie en individu vervaagt omdat de individuen zelf drager worden van de instituties. ‘We doen het zelf’, niet als geïsoleerde eenlingen, maar samen: in zorg, onderwijs, de politiek, de arbeid, en ook in de ‘kerk’. Op allerlei vlakken ontstaan initiatieven van onderop, coöperaties waarin mensen zich aaneensluiten om in klein verband, op eenvoudige wijze zelf bepaalde voorzieningen voor elkaar te krijgen.
Verlichte denkbeelden
Hoe omvangrijk deze ontwikkelingen nu precies zijn, hoe een en ander kwantitatief ligt, zal nog moeten blijken, maar de tendens is herkenbaar ook op religieus gebied. Gelovigen zoeken naar nieuwe verbanden niet langer alleen op basis van herkomst, maar eenvoudigweg op basis van persoonlijke behoefte, op basis van geestverwantschap. Opvallend daarbij is dat het niet per se gaat om moderne verlichte denkbeelden (die binnen de progressieve delen van de kerken soms nog worden gepropageerd als op de premoderne kerkcultuur te veroveren inzichten). Voor religiezoekers anno nu is de Verlichting en de moderne cultuur het vertrekpunt, een vanzelfsprekendheid waartoe men zich soms juist kritisch verhoudt.
Menig hedendaagse spiritueel zoeker put makkelijk uit archaïsche bronnen waarin soms een sprookjesachtige bovennatuur weer helemaal meespeelt. De al genoemde City Life Church is zoals gezegd modern van vorm, maar traditioneel van inhoud. Het zelfde geldt voor menig katholieke jongere, die eerder affiniteit lijkt te hebben met traditionele roomse vormen dan met de meer progressieve vormen van de oudere generatie kerkvernieuwers. Modern katholiek is orthodox katholiek, zo lijkt het. Overigens wordt die orthodoxie op onderdelen weer even gemakkelijk gerelativeerd. Modern katholiek blijkt vaak ook partieel katholiek. Een klassieke gregoriaanse mis wordt gewaardeerd, terwijl de seksuele moraal bijvoorbeeld terzijde wordt geschoven.
Soloreligieus
Kortom: religie mag subjectiever, persoonlijker en in die zin individualistischer zijn, daarmee is de vraag naar ontmoeting, samenhang en gemeenschap nog niet van tafel. Het verlangen naar ‘samen’ is juist deel van dat persoonlijke. In 2005 schreef Jan Oegema in dagblad Trouw een spraakmakend essay over - wat hij noemde - de soloreligieus: “De toekomst der religie is begonnen”. Als een van de eerste beschreef hij daarin zonder het gebruikelijke dedain de zoektocht naar nieuwe spiritualiteit. Zijn beschrijving is nog steeds interessant, alleen: de term soloreligieus heeft niet beklijfd. Oegema beschreef de nieuwe spiritueel als een eenzaat die met een boek onder de schemerlamp zijn persoonlijke religieuze emoties doorleeft. Maar persoonlijk en individueel is nog niet hetzelfde als geïsoleerd. Zelf vond Oegema indertijd zijn heil binnen de Vrije Gemeente Amsterdam (centrum voor vrije religie en levensbeschouwing).
Sterke troef
Gemeenschapsvorming en samenbindend vermogen is in het algemeen een van de sterkste troeven van religies. Niet voor niets ontstaan er op dit moment, ook in Nederland, zelfs atheïstenkerken in het voetspoor van de Britse filosoof Alain de Botton, die als atheïstisch denker onder de indruk is van onder meer het vermogen tot ritualiseringen en gemeenschapsvorming van religies.
Vorig jaar voerde ik in opdracht van Mariënburg (vereniging van kritisch katholieken) een journalistiek onderzoek uit naar de opkomst van onafhankelijke kleine geloofsgemeenschappen van katholieke oorsprong (de zogenaamde ekklessia-groepen; zie HIER). Het aantal groepen blijkt sinds 2000 namelijk spectaculair te zijn gegroeid (van een twintigtal tot ca. veertig groepen). Naast behoefte aan verdieping en inspiratie blijkt ontmoeting het belangrijkste motief voor mensen om zich bij deze ekklesiagroepen aan te sluiten. De vieringen, de samenzang, de persoonlijke ontmoeting na de dienst, deelname als vrijwilliger aan werkgroepen, het zogenaamde onderlinge pastoraat (delen van elkaars lief en leed), dat was hetgeen dat mensen samenbracht.
Spannende vraag
Ach, zo verwonderlijk is het allemaal niet: de mens is een gemeenschapswezen. De vraag is niet óf wij iets samen willen, de spannende vraag is hoe we dat heden ten dage op een eigentijdse manier gaan organiseren. Zullen we elkaar weten te vinden op een manier die toegankelijk is, laagdrempelig, open, zonder groepen uit te sluiten? Op een manier die recht doet aan de diversiteit aan behoeften en belangen? Op een manier die praktisch en hanteerbaar is en werkelijk bijdraagt aan oriëntatie in het leven? Aan dit ‘nieuwe samen’ willen we op de Bezieling de komende tijd aandacht besteden.