Dit artikel is onderdeel van de publicatie Mijn onopgeefbare verbondenheid door pastor Bram Grandia. De publicatie is als PDF te downloaden via de webwinkel van Volzin en is geoptimaliseerd voor tablet en desktop computers. De helft van de opbrengsten uit de verkoop wordt overgemaakt naar vredesorganisatie The Tent of Nations, een initiatief van de Palestijns-christelijke familie Nassar dat hiermee nieuwe olijfbomen plant op de plaatsen waar deze vernietigd zijn en waar Grandia vanuit Nederland verbonden mee is.
Tussen 1992 en 2013 ben ik niet meer in Israël geweest. Ik volg de ontwikkelingen wel op de voet. Het grootste deel van die tijd werk ik bij de IKON. Deze interkerkelijke omroep heeft zowel op radio als televisie aandacht voor de theologie na Auschwitz én voor de bestrijding van racisme en antisemitisme én voor de zaak van de Palestijnen. De IKON heeft de ruimte om vrijuit te spreken niet gehinderd door censuur of directe kerkelijke bemoeienis. Dat heeft me al die jaren geïnspireerd. Ik mis die kleine oecumenische omroep met die grote vrijheid. Al die angst in het spreken over Israël en Palestina binnen de kerken ben ik er niet tegengekomen. Hoe heilzaam is een journalistieke blik naast een theologische of kerkpolitieke blik.
Eind 2009 verscheen het Kairos Document van Palestijnse christenen met als titel Uur van de waarheid. Een woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het Palestijnse lijden. Ik vind het een ontroerend document. Ik deel een passage:
Door onze liefde zullen we onrecht overwinnen en het fundament leggen voor een nieuwe samenleving, zowel voor onszelf als voor onze tegenstanders. Onze toekomst en hun toekomst zijn één. We hebben de keuze tussen de cyclus van geweld die ons beiden vernietigt of de vrede, waar wij beiden baat bij vinden. Wij doen een dringend beroep op Israël om het onrecht dat men ons aandoet te beëindigen. We roepen op de waarheid over de werkelijkheid van de bezetting niet langer te verdraaien door te pretenderen dat het gaat om een strijd tegen terrorisme. De wortels van dit ‘terrorisme’ liggen in het menselijk onrecht dat ons wordt aangedaan en in het kwaad van de bezetting.
Uur van de waarheid - Kairos Palestine
De opstellers roepen christenen op om naar Palestina te komen om niet alleen de 'dode’ stenen te zien, maar ook ‘the living stones’, de mensen van vlees en bloed. Kom en zie, ga en vertel! Ik wil graag aan die oproep gehoor geven.
Ontmoetinsgreis
Na mijn emeritaat in 2013 krijg ik van mijn vrouw een ontmoetingsreis naar Israël en Palestina aangeboden. Voor mij dé mogelijkheid om een niveau dieper te gaan. Het is een groepsreis met deelnemers, waaronder heel wat predikanten, met verschillende achtergronden. We gaan onder andere op bezoek bij Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties.
Gied ten Berge reist als onderzoeker met ons mee. Hij interviewt ons vooraf om achter onze motieven te komen. Na elke activiteit leidt Gied samen met de organisator van deze reis, Meta Floor, de evaluaties. Wat doen deze ontmoetingen met mij? Het stilstaan bij die vraag helpt me om daar niet bij weg te lopen. Gied heeft de reis en de reflecties van de deelnemers beschreven in zijn boek Kom en zie! Nieuwe pelgrims in het heilige land.
We gaan op weg met een grote bus. Wat me al rijdend opvalt is dat er rondom de Palestijnse steden zoveel nederzettingen zijn en worden gebouwd. Die steden worden omgeven, omsingeld, door vaak hoger gelegen nederzettingen - illegaal volgens internationaal recht, maar dat is voor Israël geen reden om te stoppen met bouwen. De snelle annexatie van het Palestijnse land raakt me diep. Al die nederzettingen op de heuvels, al die harde stenen feiten op de grond, waar je ook kijkt. Het duizelt me. Zo wordt een zelfstandige Palestijnse staat toch onmogelijk gemaakt? Dat al die nederzettingen tijdelijk zijn, kan ik me niet voorstellen. Het ontruimen zou een burgeroorlog tussen Israëli’s veroorzaken. Als dit definitief is, wat gebeurt hier dan? Het gaat niet eens sluipenderwijs, het gaat met volle vaart. Wat heeft dit voor impact op de Palestijnen vraag ik me af.
De muur
In Bethlehem sta ik bij de muur. Het hangt er vanaf waar je staat hoe je de muur noemt. ‘Veiligheidsmuur’, zegt Israël. ‘Apartheidsmuur’, zeggen Palestijnen. De bouw van deze bijna 700 km lange scheidingsmuur begon in 2002. Eén lange grijze muur, gebouwd op voornamelijk bezet gebied, scheidt Israëli’s en de in bezet gebied wonende Palestijnen.
In Bethlehem loop ik een stuk langs de muur. Ik bezoek de winkel van Claire Anastas (licht en opstanding zitten in haar naam, BG). Haar huis is aan drie kanten ingesloten door de acht meter hoge muur. Zij vertelt dat de soldaten met hun schijnwerpers in haar woning kunnen kijken. Vlak achter deze muur ligt Rachels Tomb, het graf van Rachel. Ik heb nog de voettocht vanuit Jeruzalem naar Bethlehem op mijn netvlies in 1975. Zo mooi, zo rustig in de vrije natuur. Ik zie ons nog lopen naar deze bedevaartsplaats voor joden, christenen en moslims. De muur heeft ervoor gezorgd dat deze plek nu voor moslims niet langer bereikbaar is. Rachels graf is gelegen op een militaire compound. Opnieuw weent Rachel over haar verloren kinderen. Claire weent in haar voetspoor over de toekomst voor haar kinderen. Wie zal een Palestijn verbieden dit een apartheidsmuur te noemen?
Waar de muur op Israëlisch gebied vaak laag en vriendelijk lijkt, loop je er op Palestijns gebied keihard tegenaan. In Bethlehem is de grijze muur een plek van kunst geworden. De schilder Banksy heeft er zijn werk op geschilderd, zo kleurrijk en hoopgevend. Hij heeft vele gaten en perspectieven in de muur geschilderd. Hij schildert een meisje dat met een tros ballonnen in haar hand over de muur vliegt. Zo geeft Banksy Palestijnen perspectief. Hij maakt ook mij aan het lachen.
Bij Claire koop ik een olijfhouten kerststal met een uitneembare muur. Met muur is de kerststal een subversief artikel. Immers als de muur er toen gestaan had, waren de wijzen uit het oosten, en niet alleen zij, nooit de stal binnengekomen. Ik stop de muur in mijn koffer en de kerststal in mijn rugzak. Ik laat de stal zien in de kerstmorgendienst in Doesburg in 2013. Het beeld slaat aan.
Het land
Je hoeft geen groot ziener te zijn om te zien hoe het Palestijnse land wordt geannexeerd. Ik zie het bijvoorbeeld in At Tuwani, een dorpje ten zuiden van Hebron. Dat gebied rondom Hebron is een van de dunbevolktste gebieden op de West Bank. Sinds de tachtiger jaren worden hier nederzettingen gebouwd en zijn er verschillende zogenaamde ‘outposts’. Een Palestijnse inwoner van het At Tuwani vertelt samen met een Italiaanse vrijwilligster van de organisatie Dove hoe de annexatie van land werkt. Ze spreken met passie, willen ons de urgentie laten zien. In beider blik zie ik het ‘help ons, laat ons niet alleen’. Dat zie ik én de vasthoudendheid (sumud in het Arabisch).
Ze vertellen dat ‘settlers’ – ik noem hen liever kolonisten – ergens, bijvoorbeeld in een bos, een of meer caravans neerzetten. Op het moment dat de plaatselijke bevolking daartegen protesteert wordt er rondom dat gebied een veiligheidszone ingesteld, een no-go area voor Palestijnen. Op het moment dat bewoners daar weer tegen protesteren door dat nieuwe gebied, hun gebied, te betreden, wordt de veiligheidszone opnieuw uitgebreid, enzovoorts. Zo gaat deze illegale bezetting versneld door. Vanuit deze ‘settlements’ en ‘outposts’ wordt de plaatselijke bevolking lastiggevallen onder dekking van politie en leger. Dat is het vaste patroon.
De bewoners worden van hun eigen water afgesneden. Hun bronnen worden verzegeld of volgegooid. Ze kunnen het water terugkopen van het leger. Ze betalen er wel vijf keer zoveel voor als de kolonisten. Waar je ook kijkt, daar is dit het verhaal van het systematische landjepik. Als predikant denk ik aan een verhaal over koning Achab die de wijngaard pikt van Naboth, een van zijn onderdanen (1 Koningen 21). Ik denk aan de profeet Jesaja die zegt: ‘Wee degenen die zich huis na huis toe-eigenen, die akker na akker samenvoegen, tot er voor niemand meer ruimte is en zij alleen het land bewonen.’ (Jesaja 5:8). Ik weet het, in mijn hoofd doe ik hier hetzelfde wat Christenen voor Israël ook doen, namelijk oude Bijbelteksten direct toepassen op de hedendaagse situatie.
Alleen al de vraag of er – met beroep op de joodse profeten – ook profetische kritiek op de staat Israël geleverd mag c.q. moét worden is in de ogen van velen al een vorm van antisemitisme. Dat maakt me woedend. Die blinde vlek voor wat er met Palestijnen gebeurt. Die eenzijdige liefde voor Israël die leidt tot verwaarlozing van de Palestijnen, en dat al zo lang. Je zult als volk maar meer dan 50 jaar bezet zijn. Dan heb ik het niet eens over wat er met Palestijnse dorpen, met Palestijnen en Palestijns bezit in de periode van 1948-1967 gebeurde.
Ik zie de bewoners van At Tuwani, en al die andere plekken waar we komen, als oorspronkelijke bewoners die er al van generatie op generatie wonen en rondtrekken. Uitgerekend zij worden nu door nieuwkomers tot vreemden, vreemdelingen, outsiders gemaakt in naam van het al of niet religieuze zionisme
Bram Grandia
Ik zie deze bewoners van At Tuwani, en al die andere plekken waar we komen, als oorspronkelijke bewoners die er al van generatie op generatie wonen en rondtrekken. Uitgerekend zij worden nu door nieuwkomers tot vreemden, vreemdelingen, outsiders gemaakt in naam van het al of niet religieuze zionisme. ‘Het land is van ons, wat doen jullie hier?’
Wat een geluk dat hier een buitenlandse vrijwilligster meekijkt, waarneemt, zorgt dat er verbinding is tussen wat deze mensen meemaken en de internationale publieke opinie. Zij vertellen hoe de schapen vergiftigd zijn, hoe herders in elkaar geslagen worden, hoe de oogst beschadigd of vernield wordt, hoe zelfs kinderen op weg naar school niet veilig zijn. En dat alles in de naam van God of van de staat. Datzelfde geweld vindt ook plaats tegen de internationale waarnemers. Geen pottenkijkers.
De school in At Tuwani heeft een zogenaamde ‘demolition order’, de school is illegaal gebouwd en moet dús vernietigd worden. De bewoners vertellen vol verontwaardiging hun verhalen aan ons, in de hoop dat… ja, wat? Die vrijwilligers zijn de ogen en oren en vaak ook de stem voor Palestijnen. Zij verbreken de stilte en brengen de verhalen naar buiten. Zij zijn de vertolkers als de Palestijnen vertaling nodig hebben. Ze hopen zo dat wij dat ook doen. Ik voel de roep om niet weg te kijken en hun verhaal door te vertellen, ook al zal dat veel gedoe geven. Die ervaring had ik al maar dat is geen reden om te zwijgen.
We bezoeken nog een kleine nederzetting in Susya. De ontmoeting met deze families, wonend als Abraham in tenten, verrast me. Het lijkt of ik zo van 2013 terug stap in de tijd van Abraham. Herders die ook sinds jaren geconfronteerd worden met ‘demolition orders’. Vernietiging van eigendom, van land, van bronnen. Hetzelfde liedje. Het verwart me. Hoe kan dit, hoe kan dit alles zo destructief zijn? Wie komt tussenbeide? Ook hier zie ik zie de verontwaardiging, de woede en het verdriet in de ogen van de Palestijnen. Ik zie ook de wanhoop. Wie neemt het voor hen op, voor deze herders en boeren die onteigend worden? Waarom? Omdat ze Palestijnen zijn, moslims, vreemden? Ik vergeet nog te zeggen hoe gastvrij we in At Tuwani en in Susya ontvangen werden, hoe er steeds ook kinderen waren, nieuwsgierig en vrolijk met vrolijke en hoopvolle ogen. Ik besef dat dit geen ramptoerisme moet worden. Wie dit gezien heeft, kan niet zomaar meer overgaan tot de orde van de dag. Ik kan het in ieder geval niet.
Nadat ik dit heb opgeschreven, ga ik naar de Facebookpagina van Operation Dove. Ik lees daar dat in mei 2021 inwoners van At Tuwani beschoten zijn met rubberkogel, die gemene kogels met een loden binnenkant en een rubberen buitenkant, en met traangas. Ik scroll door en zie dat dit alles de afgelopen jaren aan één stuk is doorgegaan. Het is geen nieuws meer. Dat verontrust me.
Wanneer ik terugdenk aan deze ervaringen en aan de recente bombardementen schiet het begin van het gedicht Einde en begin van Wislawa Szymborska door mijn hoofd.
Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes wordt het tenslotte niet vanzelf.
Iemand moet het puin
aan de kant schuiven
zodat de vrachtwagens met lijken
over de weg kunnen rijden.
Iemand moet waden
door het slijk en de as,
de veren van de canapés,
de splinters van glas
en de bloederige vodden.
Iemand moet een balk aanslepen
om die muur te stutten,
iemand het glas in het raam zetten,
de deur in de hengels tillen.
Fotogeniek is het niet
en het kost jaren.
Alle camera’s zijn al
naar een andere oorlog.
Einde en begin - Wislawa Szymborska