In het boek De toekomst van de waarheid schrijft de beroemde Duitse regisseur Werner Herzog dat “alleen stilering, fictie, poëzie en fantasie een diepere laag van waarheid kunnen blootleggen, een verre echo van wat ons verlichten kan, voorbij de overdracht van pure informatie.” Wat hier staat is zo tegengesteld aan de manier waarop onze samenleving tegen verbeelding aankijkt, namelijk als een dwaalweg of (in het gunstigste geval) een onschuldige vlucht uit het leven van alledag. Verbeelding en realisme staan naar ons besef vaak haaks op elkaar. Herzog wil daar niets van weten. Voor hem is verbeelding de weg naar waarheid en zelfs verlichting.
Ik kwam dit citaat tegen in een interview met Herzog in de Groene Amsterdammer, juist in een periode waarin ik Waarom mythen geen onzin zijn van de filosoof Bernardo Kastrup aan het lezen was. Een interessant toeval, want wat Herzog betoogt, ligt sterk in de lijn die ook Kastrup in dit boek volgt: dat ons onbewuste, wat Kastrup noemt de ‘versluierde mind’, ons tot waarheden kan brengen en dat vooral doet via de verbeelding van religieuze mythen. Volgens Kastrup is een herijking van religieuze mythen de enige manier om in onze huidige cultuur nog zin en betekenis te vinden. Religieuze mythen zijn “voortgebracht door de versluierde mind … de enige verwijzingen de we hebben naar een vorm van verlossing”.
Bernardo Kastrup is een in Nederland woonachtige filosoof en computerwetenschapper. Hij promoveerde zowel in de computerwetenschappen als in de filosofie. In Nederland is hij bij het grote publiek redelijk onbekend (hoewel dat aan het veranderen is). Wereldwijd is hij een fenomeen. Een interview dat in december 2024 op YouTube gepost werd, had twee weken later al 18.000 views, en je kunt er verschillende interviews met Kastrup vinden met bijna 350.000 views. Dit zijn verbijsterende aantallen voor ingewikkelde filosofische gesprekken waarvan de meeste anderhalf tot 2,5 uur duren.
Waar is die populariteit aan te danken? Het is denk ik een combinatie van factoren. Naast zijn manier van presenteren – een zachte, soms wat verlegen stem, vaak lachend, bescheiden houding – legt hij ingewikkelde zaken moeiteloos en met boeiende beelden uit. Hij debatteert met argumenten en speelt nooit op de persoon. Bovendien gaat Kastrup moeiteloos en met grote kennis van zaken van filosofie, neurowetenschap en kwantumfysica in gesprek met de groten der hedendaagse filosofie en natuurwetenschappen. Dan gaat het vooral over een van de meest intrigerende kwesties: wat is de relatie van geest en werkelijkheid? Is onze geest een product van het brein? Op die vraag antwoorden veel wetenschappers en filosofen: ja, de hersenen produceren de geest zoals de nieren urine maken (om Dick Swaab te parafraseren). Kastrup is het daarmee oneens.
Kastrup stelt dat het juist andersom is: onze werkelijkheid is ten diepste geestelijk, een positie die ‘idealisme’ wordt genoemd. Binnen de filosofie was idealisme lang achterhaald en filosofisch onhoudbaar beschouwd. Kastrup is een van de denkers die met moderne inzichten een argumentatief zeer solide versie van idealisme verdedigt. Mede door zijn boeken en podcast-optredens heeft hij de afgelopen pakweg tien jaar ervoor gezorgd heeft dat deze filosofische stroming weer op de kaart staat en ook door vakfilosofen weer serieus wordt genomen.
Dat geest (‘mind’) ten grondslag ligt aan onze werkelijkheid is ook het centrale idee van Waarom mythen geen onzin zijn, het tweede boek van Kastrup dat in Nederlandse vertaling is verschenen. De gekozen titel (het Engelse origineel is More than Allegory) verdient geen schoonheidsprijs, maar dekt de lading wel.
We denken vaak dat mythen ‘maar’ verhaaltjes zijn: fantasie, fictie, poëzie. Hooguit zijn het allegorieën: verhalen die ooit iets tot uitdrukking brachten wat we nu in voornamelijk wetenschappelijke termen helderder kunnen verwoorden, zonder allerlei bovennatuurlijke onzin. Die visie op mythen is volgens Kastrup zelf een mythe. Hij definieert een mythe als “een verhaal dat op een bepaalde manier de consensuswerkelijkheid interpreteert, zodat er betekenis en affectieve lading wordt ontleend aan de beelden en interacties”. De consensuswerkelijkheid is de wereld waarin we dagelijks leven. Waar bestaat die wereld uit? Uit dingen en gebeurtenissen, zo denken we. Kastrup laat echter helder zien dat dit niet klopt.
Ons gezonde verstand dicteert dat we een wereld waarnemen die onafhankelijk van onze zintuigen bestaat: de laptop waarop ik deze bespreking tik, bestaat echt en staat voor me op de keukentafel. Kastrup stelt echter dat die visie van het gezonde verstand een mythe is. Alles wat we hebben zijn ervaringen van zaken zoals die door onze zintuigen ontstaan of ervaringen op basis van innerlijke gevoelens. Alles wat we van de wereld om ons heen weten zijn subjectieve, innerlijke ervaringen: ik zie geen laptop, maar heb alleen ervaringen van hoe de laptop aanvoelt, eruit ziet, enzovoorts. Het idee dat die ervaringen beantwoorden aan objecten buiten ons, is een interpretatie van die ervaringen, die er ook een context en betekenis aan geven. Zo’n interpretatie is dus een mythe.
Vaak zijn we ons van die mythen niet eens bewust. Ze zitten in onze cultuur ingebakken en worden via opvoeding en scholing doorgegeven. Zonder mythen zouden we niet kunnen leven, want we zouden niet weten wat we met al die ervaringen aan moesten. Mythen leveren ook de taal die ons in staat stelt om onze ervaringen bespreekbaar te maken en met anderen te delen. Mythen zijn dus zeker geen onzin, maar van levensbelang.
Uit materialisme komt cynisme voort, vindt Kastrup
Taede Smedes
Maar sommige mythen zorgen ook voor ellende, zoals de mythe van het materialisme (dat onze hele werkelijkheid niets is dan de interactie van deeltjes en energie en dat wat we ‘geest’ noemen een bijproduct of zelfs een illusie is die door de materiële hersenen worden geproduceerd). Uit materialisme komt cynisme voort, schrijft Kastrup: een besef van de doelloosheid, zinloosheid en waardeloosheid van alles. Sommige mensen vluchten voor dat cynisme maar lopen zich vervolgens vast in fundamentalisme: zij vluchten in religieuze mythen en klampen zich aan een letterlijke interpretatie ervan vast. “Net als de angst die een in het nauw gedreven dier verblindt, vertroebelen onze onzekerheden ons zicht op subtiliteit en nuance”, schrijft Kastrup.
Daarmee haalt Kastrup inzichten uit de religiewetenschappen binnen in de filosofie, wat nog eens wordt onderstreept in het wervelende voorwoord van de Amerikaanse hoogleraar religiestudies Jeffrey Kripal. Maar te zeggen dat onze cultuur volledig doordrenkt is van mythen – metafysische, wetenschappelijke, economische, historische, politieke – wil niet zeggen dat alles tot religie verklaard wordt.
Venster op transcendentie
Religieuze mythen draaien volgens Kastrup om een bijzonder inzicht, ze bieden vensters op transcendentie. Veel religieuze mythen vertellen hoe de wereld voortkomt uit de verbeelding van een transcendent wezen of godheid. De godheid droomt de wereld en treedt vervolgens die eigen verbeelding binnen, neemt daarin zelf een rol en vorm van bewustzijn aan. De godheid wordt een avatar in zijn eigen droom.
Wanneer wij dromen, nemen wij de droomwereld voor lief aan, inclusief haar inconsistenties en bizarre wendingen. We handelen en denken in dromen zoals we dat in ons dagelijks leven ook doen, en denken dat de werkelijkheid van de droomwereld werkelijk is. En toch is alles in een droom de creatie van onze eigen geest. Als we wakker worden, ontdekken we dat alles ‘maar’ een droom was. De droomwerkelijkheid is een fictie, ook al was die momenten daarvoor nog geleefde realiteit. Kastrup stelt dat religieuze mythen ons net zo goed confronteren met het besef dat onze alledaagse werkelijkheid niet is zoals we denken. Dat er een diepere waarheid is die ons laat nadenken, ons wakker wil schudden en ons vragen doet stellen bij de wereld van alledag. Wat als ons hele bestaan zoiets als een droom is en wij allen avatars zijn van een dromend bewustzijn? Kunnen we daar weet van krijgen? Precies dat zijn de vragen waarvoor Kastrup de lezers van dit boek warm wil maken.
Wat als ons hele bestaan zoiets als een droom is en wij allen avatars zijn van een dromend bewustzijn?
Taede Smedes
Het gaat bij religieuze mythen om vragen die een bepaald besef van de werkelijkheid bij de lezer wakker schudden en niet om antwoorden. Antwoorden zijn altijd in taal vervat en taal is altijd een reflectie en interpretatie van ervaringen. Antwoorden zijn dus altijd mythen. Religieuze mythen houden een bepaald transcendentiebesef levend en geven daardoor zin en betekenis aan het bestaan. Maar we moeten ze niet letterlijk nemen – dus niet vervallen tot fundamentalisme. De waarheid van religieuze mythen is niet die van de letterlijke beschrijving. Ons zelfreflecterend vermogen – onze rede – is nodig om religieuze mythen door te prikken. Kastrup wijst daarbij op interessante verschillen én parallellen tussen de oosterse advaita vedanta en het christendom, die beide op eigen manier religieuze mythen doorprikken.
Aandacht voor de versluierde werkelijkheid
We kunnen niet zonder religieuze mythen, stelt Kastrup. Niet alleen omdat ze aan onze individuele levens zin en betekenis geven. Maar vooral omdat ze een besef wakker houden van de eigenaardigheid van onze consensuswerkelijkheid en de mythen die haar bevolken en maken. We hebben religieuze mythen nodig om op die consensuswerkelijkheid te kunnen reflecteren en zo de ‘versluiering’ te verminderen en de vraag te stellen of bepaalde ervaringen die de werkelijkheid aan ons opdringt iets zeggen over de werkelijkheid zelf. Want volgens Kastrup probeert de werkelijkheid zelf ons via signalen en ervaringen te verleiden om door de consensuswerkelijkheid heen te prikken en zo een glimp op te vangen van de onderliggende waarheid.
Sommige mensen bezitten het vermogen om in dromen ‘lucide’ te worden, dus zich in de droom bewust te worden van het feit dát ze dromen. Ze weten de sluier van de droomwerkelijkheid weg te trekken. Vaak zeggen wetenschappers dat mensen dat vermogen kunnen trainen door zich aan te leren om vragen te stellen over de dagelijkse werkelijkheid. Als je je dagelijkse werkelijkheid bevraagt en onderzoekt, zul je die gewoonte in de droomwereld voortzetten en daardoor kun je in dromen inconsistenties op het spoor komen die erop duiden dát je droomt. Zo suggereert ook Kastrup dat onze consensuswerkelijkheid zelf het initiatief neemt om ons de juiste vragen te laten stellen: “Dramatische levensgebeurtenissen zijn krachtige, misschien wanhopige pogingen om ons tot die vragen te brengen. (…) Hebben we er genoeg aandacht voor? Of zijn we, in plaats daarvan de hele zaak af aan het doen als betekenisloze illusie?”.
Waarom mythen geen onzin zijn is verre van eenvoudige lectuur. Het is geen zelfhulpboek maar vergt behoorlijk wat denkkracht en doorzettingsvermogen van de lezer. En opnieuw is op de vertaling wel het een en ander aan te merken. Toch is het boek een aanrader voor wie in metafysische en spirituele vragen geïnteresseerd is. Kastrup laat zien hoe verbeelding en mythen wegen naar een diepere waarheid openen door ons te leren leven in het hier en nu. Het zijn oefeningen in het bevragen van onze alledaagse werkelijkheid, oefeningen in een open houding van aandacht en verwondering over wat zich aandient. En dat alles nuchter genoteerd, opgeschreven zonder zweverigheid. Kastrup is geen goeroe, maar houdt zich bij zijn leest van filosofische argumentatie, waarbij hij zijn oor te luisteren legt bij godsdienst-, neuro- en natuurwetenschappen.
Taede Smedes is godsdienstfilosoof en journalist. Meer informatie over zijn werk: www.tasmedes.nl.
Boekinformatie
Bernardo Kastrup, Waarom mythen geen onzin zijn - Een plausibele, levende bevestiging van transcendentie. Samsara, 294 blz., € 30,99