Wie gaat voorop, wil herder zijn,
speurend naar water, plekken groen?
De wolven huilen in het bos –
wie vindt een weg om recht te doen?
Wie vrede zoekt moet vechten in
de loden schoenen van de angst.
Maar kreupel en verminkt geraakt
weten wij: toekomst duurt het langst.
(Refrein)
Een volk op weg gezet
om vrede tegemoet te gaan:
de toekomst die is aangezegd
moet doorverteld, verstaan, gedaan.
Zijn wij dat volk, gewekt
om op te staan? Wij gaan.
Wie kent de armen langs de weg:
gepakt, gebruikt, weer weggegooid?
Ziet iemand nog de blindeman,
de stomme en de mankepoot?
Zien wij elkaar? Zij staan al op,
helpen elkaar weer op de been.
Wij reisgenoten in de stoet
horen van hen waarom, waarheen.
Servaas Bellemakers (1947-2020), uit: Liedboek - zingen en bidden in huis en kerk (2013)
“Servaas Bellemakers was een parochiaan van mij toen ik in Tilburg-Noord in het pastoraat werkte. Dat is wat oneerbiedig gezegd, want het klinkt zo bezittelijk. Maar goed, Servaas was theoloog en tekstdichter en heeft dit mooie lied voor ons geschreven. Het wordt nog steeds veel gezongen in Tilburg. In onze abdij zou het ook wel wat vaker mogen klinken, maar wij hebben de sterke traditie om vooral psalmen te zingen. Vooral het refrein spreekt mij aan, omdat het de opdracht verwoordt die ik voor mijzelf als Norbertijn zie.
Er spreekt een geweldige beweging uit. Ik denk altijd: christen zijn is in beweging zijn, niet stilstaan. Als ik het lied zing, voel ik een enorme verbondenheid met de mensen met wie ik het zing. Ik voel me weer eens – om het platvloers te zeggen – met twee poten op de grond gezet: jongen, dat is jouw taak! Want ik vergeet het ook weleens; ik durf niet te zeggen dat ik er altijd bewust mee bezig ben. Het lied moedigt me aan: de toekomst die is aangezegd, moet niet alleen gezongen en doorverteld worden, maar ook gedáán. De laatste woorden van het refrein hebben iets emotioneels: kom op mensen, we gaan!
Als ik het lied zing, voel ik een enorme verbondenheid met de mensen met wie ik het zing
abt denis hendrickx
Het is voor mij een Norbertijns lied, omdat het aangeeft wat onze taak is: bouwen aan een samenleving waar recht en gerechtigheid meer en meer zegevieren. Onze stichter Norbertus van Gennep trok als Wanderprediger door Europa – je kunt je dat nauwelijks voorstellen, negenhonderd jaar geleden – omdat er in zijn ogen nogal wat wantoestanden waren. Dat moest anders. Die veranderingsdrang hoort wezenlijk bij de Norbertijnse identiteit. Het gaat erom een gemeenschap naar binnen op te bouwen, maar die gemeenschap moet uitdrukkelijk ook naar buiten gericht zijn.
Als hier iemand aan de deur klopt en zegt: ‘Ik wil Norbertijn worden, maar ik blijf – letterlijk en figuurlijk – binnen het klooster’, zal ik zeggen dat hij niet aan het juiste adres is. Zelf heb ik voor ik in 1983 intrad een aantal jaren bij vredesbeweging Pax Christi gewerkt en voor de PPR (Politieke Partij Radicalen) in de gemeenteraad van Tilburg gezeten. Dat had voor mij alles te maken met de opdracht om aan een rechtvaardige samenleving te werken.
Het is voor mij een Norbertijns lied, omdat het aangeeft wat onze taak is: bouwen aan een samenleving waar recht en gerechtigheid meer en meer zegevieren
ABT DENIS HENDRICKX
Toen ik in 2013 abt van Berne werd, koos ik Te doen gerechtigheid als mijn wapenspreuk, naar een lied van Huub Oosterhuis. Het lied sluit goed aan bij voortdurende oproepen van paus Franciscus, wat mij betreft in onze tijd de grote inspirator. Geef het verhaal van het Evangelie handen en voeten, zegt hij, trek erop uit, blijf niet in je gebouw zitten.
Die gerichtheid op ‘buiten’ heeft zich in onze gemeenschap in de loop der eeuwen gemanifesteerd in aanwezigheid in allerlei parochies in de buurt en betrokkenheid op het onderwijs. We ontvangen veel gasten. We vragen ons steeds af wat de boodschap in deze tijd betekent.
Honderd jaar geleden trokken broeders van Berne zich het lot aan van arme Peelboeren en introduceerden de coöperatieve gedachte, van waaruit de Boerenbond en Boerenleenbank ontstonden. Misschien moeten we ons in deze tijd afvragen hoe de coöperatieve gedachte opnieuw betekenis kan krijgen. Toen zes jaar geleden het grote probleem van de asielzoekers speelde, hebben we in onze abdij veertien statushouders woonruimte aangeboden. De laatste twee zijn net vorige week vertrokken. Nu komen er twaalf mensen met autisme wonen. Zij krijgen begeleiding van een zorgorganisatie, maar gaan ook werkzaamheden in en om de abdij verrichten.”
Voor Volzin maakt Bert van der Kruk sinds 2010 de rubriek Dichterbij, waarin mensen aan het woord komen over hun lijfgedicht. De verhalen geven een inspirerend inkijkje in hun leven. Bovendien werpen ze een verrassend licht op boeiende gedichten uit het Nederlandse taalgebied en ver daarbuiten.