Een vergeten Engels popgroepje, Jason Crest, probeerde in 1968 tevergeefs een hit te scoren met een vrolijk deuntje over Waterloo Road: een gewonemensenstraat in Engeland, misschien in Londen, maar waarschijnlijk in Stoke-on-Trent, waar twee bandleden vandaan kwamen. De slotregels van het refrein luiden: You'll find what you're looking for/ down Waterloo Road (‘Je vindt wat je zoekt op Waterloo Road’). Er kwam een Servische bewerking van het liedje waarin de brug van Mostar werd bezongen als plaats waar je alles kunt vinden wat je zoekt. En in ons land trok het liedje de aandacht van Herman Pieter de Boer, die er onder zijn nom de plume Johnny Austerlitz een Amsterdamse versie van maakte. Gezongen door het komische duo Johnny & Rijk werd het een klein hitje: O Waterlooplein / O Waterlooplein / 't Is mooi en lelijk tegelijk / Armoedig en toch ook weer rijk / 't is weemoed met 'n scheutje gein / het Waterlooplein.

Toen bereikte het nummer in 1969 Parijs. Tekstschrijver Pierre Delanoë onttrok het liedje aan de volkse sferen en gaf het Parijse allure. Zanger Joe Dassin maakte er een grote hit van: Au soleil, sous la pluie, à midi ou à minuit / Il y a tout ce que vous voulez aux Champs-Elysées. (‘In zon of regen, midden op de dag of te middernacht, alles wat u wilt, is te vinden op de Champs-Elysées’).
Vijftig jaar geleden was de Champs-Elysées nog een straat om er als verliefden hand in hand te flaneren, ‘de mooiste laan ter wereld’, inmiddels druipt de poenerigheid ervan af op deze vaak voor feestelijke troependefilés gebruikte twee kilometer lange laan. Vandaar dat Dassins lied steevast op het repertoire staat van Gele Hesjes wanneer zij in Parijs actie voeren tegen de macht.

Les Champs-Elysées: de straat is vernoemd naar de Elyseïsche Velden, volgens de oude Grieken de verblijfplaats van de gelukzaligen – over hiernamaals gesproken

willem van der meiden

Journalist Ludovic Hunter-Tilney schreef onlangs over de herkomst en actualiteit van dit lied een leuk stukje in The Financial Times. Hij besluit met: “De ironie van de Gele Hesjes die Aux Champs-Elysées zingen gaat diep. Zij doen zich voor als representanten van gewone volksbuurten als Waterloo Road in de originele tekst en niet van het luxueuze Parijs van Dassins lied. Daarbij zijn ze verwikkeld in een gevecht op leven en dood met een machtige, napoleontische leider. Als zij hun zin krijgen en zo president Macrons Waterloo worden, dan zou het me niet verbazen als ergens in het hiernamaals van mislukte en vergeten bandjes de geest van Jason Crest een giechel niet kan onderdrukken.”

Station des Doods

Les Champs-Elysées: de straat is vernoemd naar de Elyseïsche Velden, volgens de oude Grieken de verblijfplaats van de gelukzaligen – over hiernamaals gesproken. In 2010 verscheen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam de Geïllustreerde atlas van het hiernamaals van de hand van journalist Guido Derksen, historicus Martin van Mousch en cartograaf Jop Mijwaard. Het prachtig uitgegeven boek was geïnspireerd door het oerboek Atlas van de belevingswereld (1999). Het principe werkt aanstekelijk: geef thema’s die in mensenlevens een belangrijke rol spelen en die vaak in termen van ‘wereld’, ‘reis’ en ‘onderweg zijn’ worden beschreven de vorm van gefingeerde kaarten. Geef op die kaarten bergtoppen, havens, rivieren etc. de namen van begrippen die in de genoemde thema’s een sleutelrol spelen en bundel die kaarten tot een atlas.

De Atlas van het Hiernamaals behandelt chronologisch in 18 hoofdstukken de voorstellingen van het hiernamaals uit de geschiedenis van de mensheid en vertaalt die in schitterende kaarten. De laatste en ook saaiste kaart, ‘Het hedendaagse hiernamaals’, brengt ons – opnieuw – in Parijs. We zien een metrokaart, die overduidelijk op die van de Parijse metro is geënt, met het Île de la Cité herkenbaar in het midden. Vier metrolijnen, één zweeftreinlijn en een waterlijn met reeksen tussenstations brengen in beeld hoe verschillend – althans volgens de auteurs – moderne mensen over het hiernamaals denken.

eld (1999). Het principe werkt aanstekelijk: geef thema’s die in mensenlevens een belangrijke rol spelen en die vaak in termen van ‘wereld’, ‘reis’ en ‘onderweg zijn’ worden beschreven de vorm van gefingeerde kaarten

WILLEM VAN DER MEIDEN

De groene lijn loopt van Iets naar Ergens. Onderweg kom je langs stations als Atheïsme, De Twijfel, Filantropie, De Grote Vraag en Waarheen. De paarse lijn is meer klassiek-theologisch. Van Vergiffenis naar Hemel kom je langs Vagevuur, Porte d’Enfer, Toewijding, Place à Dieu. Daar moet je kiezen tussen een protestantse en een katholieke weg naar eindstation Hemel. Op de katholieke route ligt station Nôtre Dame. Meer spiritueel is de route van de zweeftrein: van Geestenhof naar Licht passeer je de stations Tarot Hill, De Zoektocht, Zweethutten en Bijna Dood. U begrijpt inmiddels de opzet van deze metrokaart.

Hét knooppunt van deze metrolijnen is het Gare du Mort (‘Station des Doods’). Ook de gele lijn, van Niets naar Hemelse leegte, komt daar langs. Op deze lijn zijn diverse stations genoemd naar filosofen en theologen die weinig van een hemel en een leven na de dood moeten weten: Sartre, Heidegger en Nietzsche in de buurt van Niets en Schleiermacher, Tillich en Barth in de buurt van eindstation Hemelse Leegte. Laatste observatie: op deze ‘Parijse’ kaart ontbreken de Champs-Elysées natuurlijk niet. Vlak voordat de rode lijn eindigt bij het kopstation In de Wolken kun je op de Elyseïsche Velden uitstappen.

Begrensde tijd

Zoveel hoofden zoveel zinnen als het gaat om wat de moderne mens zich voorstelt bij het hiernamaals, bij leven na de dood, bij hemel en misschien ook hel, bij afscheid nemen en weerzien van geliefden. Vele associaties ook bij lonkende lustoorden en poelen van verderf, bij Nirvana en Apocalyps, bij eeuwige jachtvelden of reïncarnatie. Het is met leven na de dood als met geloven: wanneer je er mensen echt naar vraagt, zal niemand hetzelfde antwoord geven. Een onderzoek uit 2018 laat zien dat in een toch geseculariseerd land als het onze de meeste respondenten denken ‘dat er iets is’. Dat ‘denken’ is natuurlijk niet ‘zeker weten’ en wordt vooral door hoop gevoed. Want eindigheid, daar valt voor tal van mensen moeilijk mee te leven.

Maar hoe fijn is eeuwig leven? Dat oneindigheid troosteloos kan zijn, is zelden zo huiveringwekkend beschreven als in het verhaal over de middeleeuwse graaf Fosca die een levenselixer heeft gedronken en eeuwig moet leven, in de roman Alle mensen zijn sterfelijk van Simone de Beauvoir. Ook in veel varianten van het boeddhisme is de steeds doorgaande reïncarnatie eerder straf dan vreugde. Maar je hoeft geen existentialist of boeddhist te zijn om vragen te stellen bij eeuwigheid en oneindigheid. Natuurkundige Stephen Hawking schreef vlak vóór zijn dood in 2018 nog een artikel waarin hij pleitte voor de theorie van de eindigheid van het heelal.

Zoveel hoofden zoveel zinnen als het gaat om wat de moderne mens zich voorstelt bij het hiernamaals, bij leven na de dood, bij hemel en misschien ook hel, bij afscheid nemen en weerzien van geliefden

WILLEM VAN DER MEIDEN

Er zijn ook theologen die de eindigheid van het mensenleven als groot goed en zelfs als godsgeschenk beschrijven. Karl Barth schijnt gezegd te hebben dat de deuren van de hemel naar buiten openslaan. Het gaat in de bijbelse verkondiging bij Barth om de beweging van God van de hemel naar de aarde. Want de eeuwigheid, dat is God zelf, die deze eeuwigheid inzet voor de eindigheid van de mens. Voor Barth is het mensenleven befristete Zeit, door geboorte en dood begrensde tijd, en die begrensdheid moet als groot godsgeschenk ervaren worden.

Zo is er in de theologie van de laatste anderhalve eeuw ook een beweging gekomen van de hemel naar de aarde, van het verlangen naar een eeuwig leven na de dood naar het bijbelse visioen van een rijk van recht en vrede op aarde waar alle tranen zullen zijn afgewist (Openbaring 21,4), een beweging van hiernamaals naar hiernumaals. Die stroming van aards en vooral maatschappelijk betrokken christendom, gestut door vooruitgangsgeloof, lijkt voorlopig op haar retour te zijn. Bij het Gare du Mort stappen tegenwoordig steeds meer reizigers over op de alternatieve groene metrolijn van Ergens naar Iets.

Ongerept verleden

Sciencefiction is een krachtig medium om het denken over eindigheid en oneindigheid, over aards paradijs en leven na de dood te verbeelden. In twee films zie ik interessante varianten van het denken over het hiernamaals en hiernumaals verbeeld.

Waterworld uit 1995 is een geflopte Hollywoodkraker, winnaar van Razzies voor slechtste regisseur, slechtste hoofdrol en slechtste bijrol, en niet ten onrechte. Maar het gegeven van de film is fascinerend. Ergens in de toekomst is de hele aarde onder water verdwenen en proberen mensen op en in dat water te overleven op de meest vreemdsoortige vaartuigen. Sommigen van hen muteren onder druk van de gewijzigde leefomstandigheden en ontwikkelen kieuwen en vliezen tussen tenen en vingers. Voor een beetje droge grond en een plantenstekje zijn mensen bereid elkaar de hersens in te slaan. Ze dromen van het mythische Dryland: een plek op aarde die niet onder water staat. Iedereen heeft ervan gehoord, niemand heeft het ooit gezien.

Sciencefiction is een krachtig medium om het denken over eindigheid en oneindigheid, over aards paradijs en leven na de dood te verbeelden

WILLEM VAN DER MEIDEN

Het is interessant om te zien dat sommige varianten van het hiernamaalsgeloof onverbloemd nostalgisch zijn. Het visioen van Dryland is het terugverlangen naar de aarde van vóór de catastrofe. Zo figureert het bijbelse verhaal van het paradijs vaak als de verbeelding van het verlangen naar een ongerept verleden, een terugkeer naar de vermeende onschuld van een harmonieuze en overzichtelijke wereld. In de klassieke literatuur zien we al de parabel van de opeenvolgende wereldrijken, waarbij het volgende wereldrijk de volgende stap is op de weg van menselijke ontsporing.

Ovidius behandelt in zijn Metamorfosen vier tijdperken. In het eerste, het Gouden Tijdperk, wonen mensen en goden in vrede, is het eeuwig lente met lauwe briesjes, stromen er rivieren van melk en nectar en druppelt de honing uit de eiken. Daarna gaat het van zilver, brons naar ijzer en van kwaad tot erger. Ovidius’ Gouden Eeuw is een utopie, de droom van een verloren paradijs, dat ook in de christelijke traditie een prominente plaats inneemt, al wordt met dat woord ‘paradijs’ in de Bijbel slechts één keer verwezen naar de Hof van Eden uit het scheppingsverhaal (Openbaring 2,4). Toch is in menige gelovige beschouwing het paradijs, behalve de herinnering aan een ongerepte oorsprong, vooral een aanlokkelijk vergezicht. En niet voor niets is het zingen van In paradisum te deducant angeli (‘Mogen de engelen je naar het paradijs geleiden’) uit de Latijnse requiemmis voor velen een ontroerend moment in het afscheid van een dierbare.

Zo figureert het bijbelse verhaal van het paradijs vaak als de verbeelding van het verlangen naar een ongerept verleden, een terugkeer naar de vermeende onschuld van een harmonieuze en overzichtelijke wereld

WILLEM VAN DER MEIDEN

Elysium is een sciencefictionfilm uit 2013 met een eveneens mager verhaal en niet al te sterk acteerwerk, maar ook met een interessant gegeven. De aarde is in 2154 door vervuiling en verarming uitgeput. De wereldbevolking probeert wanhopig te overleven, terwijl de elite zich van de aarde heeft teruggetrokken in het grote en luxueuze ruimtestation Elysium en daar in weelde baadt. Soms gaan er ruimtependels heen en weer tussen aarde en Elysium en stoutmoedige aardbewoners proberen als verstekeling te ontsnappen aan de stervende planeet. Vrijwel niemand lukt het om de overtocht te maken, maar één dappere man weet Elysium te bereiken en slaagt erin door zichzelf op te offeren de mensheid een luchtbrug naar Elysium en naar overleven te verschaffen. Zo worden de Champs-Elysées opengesteld voor alle verkeer.

Behalve de messiaanse symboliek van de film ligt ook de vergelijking met het lot van vluchtelingenstromen in de huidige wereld voor het opscheppen. Ik vind het wel een vondst dat het verhaal het bekende gegeven van het hiernumaals en van een ‘hemel op aarde’ opnieuw buiten die aarde projecteert, letterlijk in de hemel, zo u wilt.

Legendarische reis

De Elyseïsche Velden worden door Homerus aan de rand der aarde gesitueerde. Daar ongeveer zocht ook Sint-Brandaan zijn paradijs. In het mooiste hoofdstuk van de Atlas van het hiernamaals wordt de legendarische reis van Brandaan uit de zesde eeuw verbeeld, de monnik die uit Ierland wegzeilt naar het westen en onder meer de onderwereld en het Land van de Belofte aan de Heiligen aandoet. Dat ergens waar de zon ondergaat, een land van belofte moet liggen, inspireerde ook Tolkien tot het slot van zijn In de ban van de ring, waar de helden van het verhaal de elven mogen vergezellen op hun laatste tocht van de Grijze Havens naar het Verre Westen. Die elven waren overigens al onsterfelijk en in de filmversie is hen aan te zien dat onsterfelijkheid allesbehalve een voorrecht is. Nee, dan Brandaan, die komt aan het eind van zijn legende gewoon weer thuis. Johnny Jordaan zong het immers al in 1956: En toen klonk op de Champs-Elysées: / Geef mij maar Amsterdam / dat is mooier dan Parijs / geef mij maar Amsterdam / mijn Mokums paradijs. ‘Thuisgekomen’, lees je vaak boven rouwadvertenties, een mij inspirerende gedachte.

U leest een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in augustus 2019 in Volzin Magazine. Doorlezen? Ontdek in de collectie 'de Hemel' meer verdiepende artikelen.