eMens zijn in n digite wereldn digitiale reld

"Een belangrijke reden dat ik dat waarschijnlijk achtte”, zegt hij nu, “was dat de technologische ontwikkeling altijd doorgaat. Dat is al honderdduizend jaar een rechtopgaande lijn, waarbij er globaal gezegd per euro steeds meer kan. Als je dan in een IQ vertaalt wat een computer kan, dan kon al snel gezegd worden dat een computer net zo slim is als een muis. Op een gegeven moment is een computer net zo slim als een tweejarig kind, daarna als een vijfjarig kind… Na verloop van tijd heeft een computer een bepaalde complexiteit waardoor religieuze ervaringen mogelijk worden.

Je kunt bovendien beargumenteren dat juist kinderen religieus zijn, omdat ze heel magisch denken. Mijn zoontje, die een peuter is, heeft het over een huilboom; dat is een treurwilg die hij wil troosten. Die boom is voor hem bezield. Zeker voor gelovigen ligt het voor de hand om te denken dat robots religieus kunnen zijn: de wereld is door God geschapen, allicht zou ook een nieuwe intelligentie God erkennen.”

Het maximum bereikt

“Toch ben ik nu sceptischer. De belangrijkste reden is dat het steeds duidelijker is dat een heel aantal ontwikkelingen stagneert. Dat is niet mijn ontdekking; als je nu even googelt op ‘technological stagnation’  zie je honderden artikelen op allerbei gebieden. Grosso modo is dat al dertig tot veertig jaar aan de hand, maar heel nadrukkelijk de laatste vijf jaar. Ik zou honderden voorbeelden kunnen noemen. De laatste maanden zat ik bijvoorbeeld over deeltjesversnellers te lezen. Daarin is het maximum bereikt in wat we kunnen doen. Er is nu een deeltjesversneller met een doorsnede van 27 kilometer. Je kunt er nog één bouwen van 120 kilometer, maar dat is het dan wel zo’n beetje. Men denkt dat onder de ‘quarks’ – de kleinste deeltjes – ‘snaren’ zitten. Maar om dat te ontdekken, moet je een deeltjesversneller bouwen van hier naar de maan, en dat kan niet.

Er wordt gesproken over een crisis in de kunstmatige intelligentie. Al een jaar of tien zijn er geen grote ontwikkelingen

Reinier Sonneveld

De grootste ontdekkingen – zoals de relativiteitstheorie en de kwantummechanica – zie je in de eerste helft van de twintigste eeuw. Die werden gedaan door eenlingen met een extreme intelligentie. Eigenlijk alles wat er sindsdien gebeurd is, zijn uitbreidingen daarvan. Er zijn maar twee grote dingen bewezen de afgelopen tien jaar: zwaartekrachtrimpelingen en het higgsdeeltje. Die zijn allebei meer dan vijftig jaar geleden voorspeld en nu pas bewezen. Zo zit er een steeds grotere afstand tussen het voorspellen en het bewijzen.

Een ander voorbeeld: laatst vroeg ik mijn huisarts of de medicijnen die hij voorschrijft allemaal stammen uit de jaren vijftig en zestig. Dat klopt wel, zei hij. Mijn broertje heeft een aantal jaren geleden blaaskanker gehad en is genezen met een middel uit de jaren vijftig. De mortaliteit voor die ziekte is sinds de jaren vijftig gelijk gebleven. Vooral rond het midden van de twintigste eeuw zijn veel vaccins en penicillines ontdekt die miljoenen levens hebben gered. Sindsdien worden de onderzoeksgroepen steeds groter, maar de hoeveelheid geredde levens wordt steeds kleiner.”

Waanzinnig complex

“De belangrijkste term is: laaghangend fruit. Het idee is dat wij als mensheid allereerst de eenvoudigste ontdekkingen doen: we pakken een stok, maken hem scherp en we hebben een speer. Langzamerhand heb je een steeds groter groep nodig om iets nieuws uit te vinden. Totdat je bij plekken komt die echt moeilijk te bereiken zijn. Wat dat betreft wordt er gesproken over een crisis in de kunstmatige intelligentie. Al een jaar of tien zijn er geen grote ontwikkelingen. Er wordt wel van alles geclaimd, maar dat zijn vaak lolligheden. Een tijd geleden werd op een techsymposium een robot gepresenteerd die koffie kan zetten. Dat had tien jaar geleden ook gekund. Er is altijd een revolutie aangekondigd, maar hij komt niet.

Dat zijn waanzinnig complexe dingen voor kunstmatige intelligentie. Dat kunnen robots in de verste verte nog niet

Reinier Sonneveld

Een helder voorbeeld is de zelfrijdende auto. Ik herinner mij de voorspelling dat die in 2010 op de weg zou zijn. Tien jaar verder is hij er nog lang niet. Een zelfrijdende auto op de weg zetten, is niet moeilijk, maar de laatste paar procenten van de ontwikkeling zijn het ingewikkeldst. Stel je voor: je bent met je auto op een smal weggetje en een tractor komt je tegemoet. Als mens reageer je acuut: je hebt even oogcontact en je duikt rustig de berm in. Dat zijn waanzinnig complexe dingen voor kunstmatige intelligentie. Dat kunnen robots in de verste verte nog niet.”

U leest een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in oktober 2019 in Volzin Magazine.