Van Erik Galle verscheen het boek Voorbij het beeld – Aanzetten om God te bevrijden. In dit boek gaat hij op zoek naar de impact van de beeldcultuur op onze manier van leven en zich af wat een beeld eigenlijk is en laat zien hoe onmisbaar beelden zijn voor ons als mens. En hij gaat nog een stap verder en begeeft zich op weg naar God voorbij het beeld. Bestel dit boek via de VOLZIN webwinkel.

We zijn ons er vaak niet bewust van hoe bepaalde beeldvorming zich hardnekkig in ons nestelt. Onlangs las ik Spreken en zijn. Hoe taal ons beperkt en bevrijdt van Kübra Gümüşay. Een boek dat aan mijn lijf is blijven plakken. Gümüşay is een zeer boeiend iemand, ze is sterk betrokken op de mens en staat met beide voeten op de grond. Het mooie is dat ze naast een heel authentiek verhaal ook een waarheid brengt met weerhaken. Als invloedrijke intellectuele en activiste roept ze op tot een vorm van sociale rechtvaardigheid die maakt dat een mens zich ongemakkelijk gaat voelen.

Raadsel

Met een soort raadsel dat ik niet kon oplossen, gooide ze me na enkele pagina’s al van mijn voetstuk. “Een vader en een zoon krijgen een auto-ongeluk, waarbij ze allebei zwaar gewond raken. De vader sterft op weg naar het ziekenhuis, de zoon moet meteen worden geopereerd. Een van de dienstdoende chirurgen verbleekt bij het zien van de jongen en zegt: ‘Ik kan hem niet opereren – hij is mijn zoon.’ Wie is deze persoon?”

Het is ontstellend hoe we bij een chirurg spontaan aan een man denken en het niet bij ons opkomt dat het een vrouw kan zijn

Erik Galle

Het juiste antwoord is: de chirurg is de moeder van de jongen. Had je dat gedacht? Proficiat. Ook proficiat als je kunt toegeven dat je het niet wist. Ik heb dit raadsel al op verschillende momenten verteld aan mensen met een andere achtergrond. Tot nu toe heb ik niemand ontmoet die het meteen juist wist te raden. Uitgezonderd mensen die het eerder al als een soort grapje hadden gehoord. Dat is uitgerekend het laatste dat je van dit raadsel kunt zeggen: dat het grappig zou zijn. Het is ontstellend hoe we bij een chirurg spontaan aan een man denken en het niet bij ons opkomt dat het een vrouw kan zijn. Zelfs niet als ons gezegd wordt dat het een raadsel betreft en het antwoord dus niet voor de hand ligt. Als voorbeeld vind ik dit pijnlijk revelerend. Veel meer dan gelijk welke theorie over vrouwenrechten en gelijke behandeling van mannen en vrouwen, ben ik hierdoor geraakt. Het laat mij achter met het gevoel dat ik betrapt ben op een beeld dat in mij zit, waarvan ik niet wil dat dit er zit en niet wist dat het toch nog daar was.

Stereotiepe beeldvorming

Als ik je verklap dat Gümüşay moslima is, overtuigd hoofddoekdraagster, dan versta je nog beter dat ze weet waarover ze spreekt. Beeldvorming door anderen is haar levenscontext. Ontelbare keren is ze uitgenodigd in talkshows om zich “te komen verantwoorden” over waarom ze zich zo kleedt, tegen de achtergrond van alle stereotypering die daar rond leeft. Al deze optredens leren haar een harde waarheid zien: ze is een pion in een debat en belandt sowieso in een verdedigingspositie. Het gaat niet om haar, het gaat om het ongenuanceerde en algemene beeld dat heel wat mensen hebben, waarvoor ze iemand nodig hebben om tegen op te boksen. Feit is dat geen enkele journalist eigenlijk geïnteresseerd is in wie zij is en wat ze belangrijk vindt in haar leven. Controverse scoort veel beter op televisie dan nuance. De gesprekken gaan over het in stand houden van beeldvorming. Verscheidenheid wordt niet gezien als iets waar kansen in zitten. Beeldvorming verhindert het echte gesprek. Hoeveel Gümüşay ook aan het woord geweest is tijdens die debatten, spreken mocht ze nooit. In de zin van: zich uit te spreken, haar individualiteit te uiten. Wie ze was, bleef onzichtbaar.

Kijken naar beelden is een vorm van dialogeren. Het is nieuwsgierig zijn naar de werkelijkheid voorbij het beeld

Erik Galle

Later in haar boek geeft ze nog een beklijvend voorbeeld van beeldvorming. Ze heeft het over Kader Abla, een vrouw die verschillende talen spreekt, maar geen Duits. Ze is slim, maar niet in de ogen van anderen. Zij veronderstellen dat ze ongeschoold is. Ze bevindt zich in het ziekenhuis in de kamer van haar pleegzoon die een hartkwaal heeft. Er komt een dokter binnen die met anderen praat over haar pleegzoon. Maar niet met haar. Ze vindt niet de juiste Duitse woorden om te kunnen uitdrukken wat ze wil zeggen. Tot ze woorden zegt, die helemaal de vinger op de wond leggen: “Ik ben onzichtbaar.” Zeggen dat ze onzichtbaar is, maakt haar zichtbaar. Drie woorden zijn voldoende om de realiteit te wijzigen. De dokter kan daarna niet anders dan haar te betrekken in het gesprek. Hij kan haar niet meer ‘ont-zien’, niet zien. Ze is uit het beeld gestapt dat van haar werd gemaakt.

Beeldidolatrie

Vaak heb ik het gevoel dat in onze dagen beelden belangrijker zijn dan de werkelijkheid. Neem nu een museumbezoek. In plaats van te kijken naar de werken die er hangen, zijn veel mensen vooral bezig met hun smartphone om foto’s te maken. Op een concert steken mensen hun arm omhoog met hun toestel in de aanslag om een goede beeldopname te hebben van wat er zich op het podium afspeelt.

Erik Galle

Het nemen van foto’s, het maken van filmpjes vormt een nieuwe manier van aanwezig zijn. Het gaat er mij niet om hier een negatief oordeel over te vellen. Ik beschrijf wat ik zie, ik tracht het te verstaan. Ik ervaar hoe beelden vaak een sterke sociale en verbindende functie hebben. Ze fungeren als een soort whereabouts in de contacten met anderen. Ze worden gedeeld. De functie ervan is nooit alleen maar het doorsturen van een beeld. In bijlage zit altijd de boodschap: ik ben daar, zie mij. Beelden zorgen voor een nieuwe manier van bestaan. Soms lijkt het of deze beelden die gedeeld worden dezelfde functie hebben als de woorden die Kader Abla tegen de dokter zegt: “Ik ben onzichtbaar”. De beelden die mensen ontvangen, doen de ander bestaan.

Voor mij werkt dit niet. Deze nieuwe vorm van verbondenheid stilt mijn honger niet, is voor mij te virtueel. Dat ik geen digital native ben, speelt hierin een grote rol. Het is misschien te scherp verwoord en alvast niet oordelend bedoeld, maar het drukt wel uit wat ik ervaar: als ik ergens ben, is het eerste waar ik aan denk niet dat ik anderen wil laten weten dat ik daar ben. Dat komt gewoon niet in me op.  

Het nemen van foto’s, het maken van filmpjes vormt een nieuwe manier van aanwezig zijn

Erik Galle

Heb ik dan niets met beelden? Integendeel. Ik houd er heel veel van. Ik deel in dezelfde idolatrie, maar de invulling is anders. Als ik in een museum ben, dan zijn mijn ogen mijn fotoapparaat. Ze fungeren als een wifi, een verbinding tussen mijn binnenkant en wat het beeld oproept. Mijn kijken is een soort van luisteren. Ik zie een schilderij, een foto, gelijk welk beeld – ook als ik niet in een museum ben – en ben benieuwd naar het verhaal dat dit beeld me te vertellen heeft. Kijken naar beelden is een vorm van dialogeren. Het is nieuwsgierig zijn naar de werkelijkheid voorbij het beeld.

Beelden zijn wegwijzers, soms moet ik er een hele tijd naar kijken om de bestemming te vinden waar ze naar verwijzen. Eigenlijk is dit kijken een vorm van kaartlezen. Beelden wijzen in een richting, ik moet wegen ontdekken die de weg wijzen, weg van het beeld. De bestemming is nooit in het beeld zelf te vinden. 

Breukmoment

Ik begon deze bijdrage met de mededeling een verlangen in me te dragen dat alsmaar sterker wordt: me willen begeven voorbij het beeld. Door de jaren heen ben ik er zo sterk van overtuigd geraakt dat beelden doorverwijzen naar een werkelijkheid voorbij henzelf, dat die werkelijkheid zelf het voorwerp geworden is van mijn verlangen.

Het sterkst ervaar ik dit naar God. De beelden die ik van God heb, verzadigen mij niet langer. Ik heb de volkswijsheid ernstig genomen dat afwisseling van spijs de eetlust bevordert en heb verschillende godsbeelden de revue laten passeren. Het doet inderdaad iets met een mens, een ander godsbeeld vertelt iets anders over God. Variatie prikkelt de smaakpapillen. Het is alsof de andere kruiding, de hier en daar gewijzigde ingrediënten, God nieuw laten ervaren. Maar ondanks de variatie, laat een bepaald soort honger zich niet stillen. Godsbeelden blijken onherroepelijk tekort te schieten als antwoord op het verlangen dat ik ervaar. Ik wil als ik eerlijk durf zijn – en ik schrik er zelf van – geen beeld meer van God, ik wil God zelf.

De beelden die ik van God heb, verzadigen mij niet langer

Erik Galle

Het meest vreemde hieraan is dat ik dit niet had zien aankomen. Terugblikkend is het zo dat ik met kleine stapjes tot dit moment gekomen ben. Maar tegelijk is het een breukmoment. Ik kan wat er gebeurd is niet beter oproepen dan door de woorden ‘Ik ben onzichtbaar’ in Gods mond te leggen. Deze woorden zorgen in dit geval niet voor zichtbaarheid. Maar wel dat ik er niet om heen kan, om de werkelijkheid die God is. Wat gesproken is, krijg ik niet gewist. De echo ervan blijft als een oorworm in mij weerklinken. Eindelijk besef ik wat roeping is. De Werkelijkheid heeft zich laten horen en mede door de onzichtbaarheid is mijn verlangen erop uitgetrokken om die stem te volgen. Het weigert terug te keren in zijn vroegere verpakking.

Mijn denken en mijn voelen staan op hun kop. Normaal gezien ben ik degene die zich een beeld vormt van iets of iemand. Ik ben altijd eerst aan zet. Bij de werkelijkheid die God is, werkt dit omgekeerd. Ik leer God niet kennen, het kennen leert mij wie God is. Deze ommekeer is hallucinant. Ik verander niet, maar tegelijk is alles anders. Ik deel in een Werkelijkheid die er al is, altijd al eigenlijk. Ik ontdek bovendien dat het verlangen dat ik voel niet mijn eigendom is. Ik heb het in leen. Helemaal verbaasd ben ik daar niet over, want ik vond het al veel te groot om van mij te zijn. Het is Gods verlangen. Heel mijn leven heb ik dat opgesloten, weggestoken achter beeldmateriaal. Het heeft resoluut voor de vrijheid gekozen. Het wil naar huis en neemt me mee op zijn tocht. Een tocht voorbij elk beeld.

De energie voor die tocht komt niet van mij. God zelf bepaalt alles: het tempo, de rustpunten, de periodes dat er snelheid wordt gemaakt. Ik houd het niet langer bij, het heeft ook geen enkele zin. Ik stap zelf natuurlijk, maar in werkelijkheid is het Gods verlangen dat me doet stappen. Ik ga een richting uit die ik niet ken, maar waar ik eigenlijk vandaan kom.

Opruimactie en grensangst

Op mijn tocht kom ik heel wat puin tegen. Restanten van godsbeelden liggen zomaar verspreid over de weg. Ik zie nu pas hoe mijn angst, schaamte en het gevoel niet goed genoeg te zijn, God steeds weer vertekend hebben. Ik heb van Hem een infantiliserende God gemaakt. Ik moet mezelf van een enkelband ontdoen, eentje die ik zelf heb aangebracht. Ik zei wel dat ik vrij was, maar ik bewoog me altijd binnen de beelden van God die ik kende. Hoewel de actieradius van de toegestane beweging relatief groot was, bleef ik in wat ik kende. Kwam ik te dicht tegen de grens, dan deed een soort alarm me zonder tegenpruttelen rechtsomkeer maken.

Restanten van godsbeelden liggen zomaar verspreid over de weg

Erik Galle

Kunstenaar David Claerbout gaat in zijn werk als geen ander op zoek naar het DNA van het beeld. In deze zoektocht begeeft hij zich op het snijpunt van fotografie en videokunst. Een van zijn lievelingstermen is ‘heterochronie’ (evolutie door verandering in timing en snelheid). Door zijn werk ben ik meer gaan verstaan waarom dit zo belangrijk is voor hem. Hij grijpt in op de snelheid van beelden, kiest vaak voor vertraging en laat beelden geregeld spreken door ze stil te laten staan. Ik maakte kennis met hem aan de hand van het boek The Silence of the Lens. De stilte van de lens, wat een prachtige uitdrukking. De lens zorgt ervoor dat de werkelijkheid een specifieke afdruk nalaat op de beelddrager. Zo denk ik werkt God. Hij is de werkelijkheid.

Als ik mijzelf (als lens) op Hem richt, laat Hij zichzelf als afdruk na in mijn leven. Ik blijf me naar de donkere kamer begeven om een beeld te krijgen van wat Hij deed en wie Hij is. Nooit blijkt dat iets op te leveren. Niet voor mijn ogen althans. De stilte die de lens gezelschap houdt heeft Gods handelen gelukkig helemaal in zich opgenomen. Stilte is daarom mijn grootste leermeester over God. Ze leert me dat Hij oneindig verlangt om tot uitdrukking te komen zonder in beeld te komen. Verlangen laat zich niet vastleggen op de gevoelige plaat. Het is ongrijpbaar. Er zijn er die zeggen dat God verlangen is. Ik geef hen daarin groot gelijk.

Vond u dit artikel waardevol? Trakteer ons dan op een kopje koffie! Doneren kan via deze link.

Erik Galle is priester-psychotherapeut en auteur.