Groningen, donderdagmiddag, kwart over vijf. Er is op dit moment in heel stad en ommelanden geen andere plaats, waar acht mensen in meditatieve stilte woorden van duizenden jaren geleden overdenken. Het eenvoudig ritueel van het avondgebed voegt zich op eigentijdse manier in een eeuwenoude, wereldwijde traditie. Het is groter dan het lijkt.
Van de drukke Vismarkt loopt de stille Haddingestraat richting het Gedempte Zuiderdiep. Naast de evangelisch-lutherse kerk op nummer 21 geeft een poortje toegang tot het hofje van het voormalige gasthuis. Daar is de ingang van de Lutherzaal. Verborgen voor de toevallige passant, maar architectonisch van belang: gebouwd in een perfecte Groningse variant van de Amsterdamse School. Het glas-in-lood van het dak werd het logo van het Stadsklooster Groningen.
Mensen komen in stilte binnen. Vanmiddag zijn wij met drie vrouwen en vijf mannen. Om kwart over vijf klinkt de serene zoem van een klankschaal. Als een bescheiden variant op uitbundig klokgebeier luidt zij het avondgebed in van het Stadsklooster Groningen. Dat gaat altijd door, op maandag tot en met donderdag en op zaterdag.
Twee maal zes stoelen tegenover elkaar. Op een tafel aan de kop staat de vriendschapsicoon, bekend van TaizĆ©, met Christus en Menas, een koptische heilige en kloosteroverste. Christusā rechterarm is om de schouder van Menas heen geslagen. Daarnaast staan in een grote schaal met schelpenzand lange witte kaarsen, waarvan enkele branden. Voor de tafel is een grote paaskaars nog uit. Op de stoelen liggen zwarte multomappen, met de liturgie voor het avondgebed en een verzameling te zingen liederen.
Na de gong ontrolt zich het avondgebed met het aansteken van de paaskaars. Wij bidden. Wij zingen, a capella
Kees posthumus
Na de gong ontrolt zich het avondgebed met het aansteken van de paaskaars. Wij bidden. Wij zingen, a capella. Om te beginnen Nada te turbeā, een tekst van Teresa van Avila, op muziek uit TaizĆ©. Laat niets je verontrust, niets je bang maken, welke God heeft ontbreekt niets, God alleen is genoeg. Er wordt een bijbeltekst gelezen, de dagtekent van TaizĆ©. Vandaag is dat een gedeelte uit psalm 32. Daarna volgt als vanzelf een lange meditatieve stilte.
Er dringen weinig stadse geluiden door tot de Lutherzaal. Je gedachten kunnen alle kanten op gaan en er is geen verkeerde kant. Dwaal je af, dan brengt aandacht voor je ademhaling je terug bij waar je wilt zijn.
Heb ik mijn telefoon wel uitgezet? Of doorbreekt zo de pingel van een binnengekomen bericht deze grote stilte? Laat het los. Gebeurt het, dan gebeurt het.
āEr gebeurt altijd wel iets waardoor ik blij ben dat ik geweest benā, zegt Herma Lof ā ten Klooster (1948), een van de deelnemers en lid van het kernteam dat de avondgebeden organiseert.
āHet is telkens weer anders. Soms zijn we met drie, soms met vijftien, het is altijd goed. Gisteren ging de bijbeltekst over trouw en vertrouwen. Na de laatste woorden bleven wij zitten en volgde er een heel fijn nagesprek. Dat gebeurt gewoon. Je bent erbij en het overkomt je.
Ik ben heel mijn leven al betrokken bij het kloosterleven, het boeit en inspireert mij. Ik was jarenlang kind aan huis bij de zusters clarissen in Nijmegen. Bij het Titus Brandsma Instituut (onderzoekscentrum voor mystiek en spiritualiteit, KP) in Nijmegen volgde ik cursussen. Steeds moest ik ervoor op reis. Toen vijf jaar geleden dit Stadsklooster hier begon, dacht ik: fijn, nu kan ik dit in mijn eigen stad doen.ā Samen met mijn man, die hier liturg is, besloten wij hier aan mee te gaan doen. Nu zegt hij wel eens āga je alweer?ā maar ik ga toch. Het brengt mij zoveel goeds.ā
Lof ā ten Klooster is een van de gastpersonen die, naast de liturg, verantwoordelijk is voor een goed verloop van het avondgebed. Stoelen klaarzetten, icoon, paaskaars en kaarsenschaal, mappen op de stoelen, koffie zetten, mensen welkom heten. De liturg leidt het gebed, leest de dagtekst, kiest twee liederen uit en leest het voorbereide gebed voor.
Het Stadsklooster huurt deze zaal van de evangelisch-lutherse gemeente, tegen een schappelijke prijs. De gastpersoon haalt de sleutel op bij een kapper in de buurt. Er is een geheim codewoord, wie dat noemt krijgt de sleutel mee. De kapper kent de meeste gastpersonen intussen wel van gezicht.
Op woensdag en zaterdag heeft het avondgebed een bijzonder accent. Op woensdag is er ruimte voor bredere spiritualiteit dan alleen de christelijke. Dikke kans dat de vrolijke Boeddha de bezoekers met wijze woorden verlicht of dat een oosters mantra klinkt.
Op zaterdag is er een lichtritueel. Er wordt een lied uit TaizƩ gezongen. Mensen kunnen opstaan en een kaars aansteken. Wie wil, kan hardop uitspreken voor wie of wat de kaars brandt. Er is veel belangstelling voor. Op een zaterdagmiddag zitten er zo acht tot twaalf mensen en dat elke week.
Na de vespers op donderdag worden eens per maand liederen geoefend. Het is de bedoeling dat er op termijn eens per week een avondgebed komt waarin de zang wordt begeleid. De stiltes tijdens de gebeden voorzien in een behoefte, in een tijd dat mensen heel veel op zich af zien komen.
De stiltes tijdens de gebeden voorzien in een behoefte, in een tijd dat mensen heel veel op zich af zien komen
Kees posthumus
Ook bij binnenkomst in de Lutherzaal wordt in principe niet gesproken. Dat zijn protestanten bepaald niet gewend. Zij wisselen op zondagochtend graag de laatste nieuwtjes uit, terwijl katholieken stil gaan zitten wachten op wat komt. Voor mensen die alleen leven of weinig sociale contacten hebben, is het trouwens juist fijn om iemand te spreken. Zij hebben al genoeg stilte in hun leven.
Stadsklooster Groningen wordt gedragen door een vijftiental vrijwilligers. Er is een groep van 35 tot 40 mensen die regelmatig komen, daaromheen mensen die af en toe komen. Het profiel van de bezoekers: vanaf 45 jaar, in hoofdzaak uit de middenklasse, relatief veel alleenstaanden, voor de helft al kerkelijk voordat ze hier kwamen.
De grenzen zijn vloeiend. Het is hier niet ongewoon dat iemand met sympathie voor het soefisme, de mystieke stroming binnen de islam, meedoet aan een avondgebed in christelijk-monastiek stijl.
Groningen is niet de enige plaats waar buiten de kloostermuren de monastieke traditie op eigentijdse wijze herleeft. Er zijn vergelijkbare initiatieven in onder andere Amsterdam, Arnhem, Den Bosch, Den Haag, Elst, Jorwerd, Middelburg, Noordwelle, Rotterdam en Zutphen. Vorm en inhoud variƫren, gemeenschappelijk is het verlangen om in deze tijd een plaats van aandacht en gebed te creƫren.
Nick Everts (1992) werkt sinds 1 december 2018 acht uur per week als monastiek pionier, om het Stadsklooster Groningen intern en extern te versterken. Everts: āIk ben een kerkverlater en besloot theologie te gaan studeren, een ideaal vertrekpunt. Tijdens mijn studie ontdekte ik dat ik niet vanaf de zijkant wilde blijven roepen wat er niet deugt. Ik wilde opnieuw onderdeel van de traditie worden. Deze functie bracht samen wat mij boeit: ik ben een klassieke jongen en tegelijkertijd uit op vernieuwing, monastiek en pionier. Oude tradities vertalen naar een nieuwe tijd: in een tijd dat veel kloosters sluiten, is het beslist geen gouden formule om een nieuw klooster te beginnen. Dat trekt me aan: we gaan het gewoon proberen en weten niet waar het heengaat.
Het avondgebed geeft mij rust, ik leef er van op. Het is bijzonder om met een groep in stilte samen te zijn. Soms ongemakkelijk, altijd intiem. Het avondgebed dwingt mijn dag in een ritme. Zonder dat zou ik niet toekomen aan aandacht en stilte.
Wat soms zwaar op mij drukt, is de verantwoordelijkheid voor het voortzetten van de traditie. De vernieuwingsbeweging van de jaren zeventig, tachtig komt tot stilstand. Op tafel ligt de vraag hoe wij de komende tien, vijftien jaar in gaan. Huub Oosterhuis is bijna aan het einde van zijn leven. Wij maken nog dankbaar gebruik van zijn inspiratie. Hij sprak laatst in de Martini voor een publiek van achthonderd mensen, met grijs haar. Maar iedereen voelt aan: dit is bijna voorbij. De grote namen zijn niet meer, of bijna niet meer. Wat is de volgende stap? Als je je verantwoordelijk voelt voor een beweging, zijn je schouders snel te klein. Aan de andere kant: ik ben de eerste niet. Ik kan niet in mijn eentje de toekomst van de kerk zijn.ā
Het Stadsklooster Groningen is een van de pioniersplekken van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Hier zoekt de PKN buiten de geijkte kaders en gebaande paden naar nieuwe vormen voor geloof en gemeenschap.
Nick Everts werkt acht uur per week als monastiek pionier. Daarnaast is hij sinds als theoloog verbonden aan de oecumenische Pepergasthuiskerk in Groningen.
Everts: āHet is bijzonder dat juist binnen de protestantse traditie de aandacht voor het kloosterleven opleeft. Aan de andere kant wordt ook binnen de kloosters nagedacht over de vraag hoe zij van betekenis kunnen blijven nu het aantal nieuwe roepingen zo drastisch is afgenomen. Het is niet voor niets dat mensen zich niet langer voor hun hele leven willen binden. Wij zoeken naar elementen uit het kloosterleven, die wij mee kunnen nemen in de nieuwe tijd.
Het is hier niet ongewoon dat iemand met sympathie voor het soefisme, de mystieke stroming binnen de islam, meedoet aan een avondgebed in christelijk-monastiek stijl
Kees posthumus
Over de grenzen van kerken heen, oecumenisch, ontstaan nieuwe initiatieven. Na het vertrek van de cisterciĆ«nzers uit de abdij Sion bij Deventer ontstond daar opnieuw kloosterleven. Daar zijn onder andere veel jongeren bij betrokken, uit allerlei christelijke tradities.ā
Het Stadsklooster Groningen is een idee, geen gebouw. Dat zou er ooit wel kunnen komen. Nu al vormen de verschillende vertrekken in een klooster de inspiratie voor nieuwe plannen.
Begonnen werd met het dagelijkse avondgebed in de kapel. Dat is de basis, zoals de vijf getijdengebeden in het klooster het dagelijkse ritme aangeven. Een refter kan model staan voor ontmoeting bij maaltijden. Er vonden al een aantal agapĆØmaaltijden plaats. Een spreekkamer, voor geestelijke begeleiding en gesprek over levensvragen. Een bibliotheek, voor verdieping en cursussen.
Monastiek pionier Everts gaf vorig jaar een cursus writefulness, een combinatie van mindfulness en schrijven. āDat gaat terug op de praktijk in kloosterordes om teksten over te schrijven. Dat had praktisch nut en het bracht geld in het laatje, gaandeweg werd het ook een spirituele oefening. Het concept is eenvoudig: je schrijft en mediteert. Dat kan een bijbelgedeelte zijn, of een tekst die je aanspreekt. Dat doe je een half uur, en daarna deel je wat die tekst jou te zeggen heeft. Of oefen empathie met mensen die in een benarde situatie zitten door een brief namens Amnesty International te schrijven. Ik experimenteer daarmee: schrijf eens een brief aan wat je overstijgt en wat je misschien God noemt.ā
Na de grote stilte wordt er opnieuw gebeden en gezongen, in een aangenaam rustig tempo. Als de laatste woorden hebben geklonken, verhuizen de bezoekers die dat willen naar een kring met stoelen voor koffie en thee. Daar maakt de stilte onnadrukkelijk plaats voor een gesprek, dat overal over kan gaan en duurt zolang het duurt. Vandaag is dat circa twintig minuten. De sfeer is ontspannen en positief. De aandacht voor stilte heeft geleid tot aandacht voor elkaar.
Voor meer informatie: www.stadskloostergroningen.nl.
U leest een artikel uit het rijke archief van religiejournalistiek van Volzin. Dit artikel verscheen in april 2020 in Volzin Magazine.