Pas reed Arie Vreeswijk met zijn auto tegen een stoeprand. Resultaat: een lekke band. Geen nood, juist op dat moment wandelde buurman Gerard langs met zijn kleinzoon. “Arie, wat heb je?” Het was nat weer, maar dat verhinderde de buurman niet om de band te helpen wisselen.

“Ik ben 77 jaar, maar heb nog nooit een krik in mijn hand gehad”, bekent Vreeswijk met een glimlach. “Gelukkig is het in Tubbergen vanzelfsprekend om je buren bij te staan. Dat besef zit er vooral bij de oudere generatie diep in.”

We zitten in de Sint-Pancratiusbasiliek, waar Vreeswijk veel vrijwilligerswerk doet. Hij schenkt een kop koffie in en gaat in gedachten terug naar zijn vroege jeugd. “Mijn ouders hadden een boerderij in Weerselo. Als de buurman bezig was met de rogge-oogst, en het dreigde te gaan regenen, zei mijn vader: kom Arie, ga hem eens helpen.”

Noaberschap

Leo Stamsnieder, oud-CDA-raadslid in Tubbergen, vertelt: “Vroeger hielpen de boeren elkaar bij de oogst. Toen kwamen de machines. Die schafte men eerst gezamenlijk aan. Later had iedereen zijn eigen machine. Noaberschap op dat vlak liep daardoor hard terug. Ik herinner mij dat als de buurman langskwam met zijn paard hij vaak door mijn ouders werd binnen genodigd voor een kop koffie. Het paard kon wachten.”

Noaberschap ofwel nabuurschap is meer dan gewone burenhulp

willem pekelder

Die dorpsromantiek is ook in Twente een beetje voorbij. Maar het omzien naar elkaar niet. Nog steeds vindt 65 procent van de Twentenaren het heel normaal om voor een ander te zorgen wanneer die ziek of hulpbehoevend is. Dat bleek in 2021 uit een onderzoek van I&O Research. Landelijk ligt dat percentage op 44 procent, en in Amsterdam slechts op 34 procent. Vreeswijk hoort de percentages aan en zegt: “Die 65 procent vloeit toch vooral voort uit het verleden, denk ik. Het idee van naoberschap werkt nog altijd door. En niet alleen in Twente. Ook in de Achterhoek en Salland.”

Meer dan gewone burenhulp

Noaberschap ofwel nabuurschap is meer dan gewone burenhulp. Elkaar bijstaan in goede en kwade dagen, daar komt het op neer. Leo Stamsnieder, woonachtig in Geesteren (gemeente Tubbergen), herinnert zich de begrafenis van zijn vader, waarbij de noabers de kist naar de kerk droegen. “In sommige buurten hier betalen de noabers daarnaast de rouwkaarten en de postzegels. De eerste noaber, zeg maar de eerst verantwoordelijke voor de buurt, komt daar dan geld voor inzamelen. Tegenwoordig zou dat met een tikkie kunnen. Jammer, want zo verlies je het persoonlijk contact.”

Toen zijn moeder dementeerde en Stamsnieder (64) nog werkte in de zorg, vingen de buren haar zonodig op. “En de buurkinderen vroegen: hé Leo, zullen we even met Bertha gaan kaarten? Mijn moeder was dol op het kaartspel.”

Maar zoals gezegd, ook in vrolijke tijden leven de Twentse noabers met elkaar mee. Stamsnieder heeft het over ‘kroamschudd’n’: met de buurt op kraamvisite. De nieuwe boreling wordt verwend met cadeautjes. Een borrel wordt geschonken. De Tubbergse CDA-fractievoorzitter Christel Luttikhuis (51) vertelt over het ‘broedhalen’ tijdens haar bruiloft. Bij haar ouders pikten de noabers enkele kippen op, die ze vervolgens met enig ceremonieel vertoon naar de feestzaal verhuisden. Een oude traditie die symbool staat voor vruchtbaarheid.

In brede zin is noaberschap een besparing voor de gemeente, erkent Luttikhuis, al is daar moeilijk een getal op te plakken. “Als mensen hun familie mantelzorg geven of boodschappen halen voor de buren, is dat zeker ontzorgend voor de overheid. Zo werkt het naar twee kanten positief.”

Als je nieuw bent in de buurt organiseer je een intrekkersmoal, een gezellige avond met hapjes en drankjes

arie vreeswijk

Noaber ben je niet zomaar. Je moet het wel eerst met elkaar afspreken. Vreeswijk: “Als je nieuw bent in de buurt organiseer je een intrekkersmoal, een gezellige avond met hapjes en drankjes. Daarmee vraag je je buren of zij noaber voor je willen zijn, zoals jij dat omgekeerd voor hen belooft te zijn. Met oudjaar bijvoorbeeld drinken we altijd samen een nachtelijke borrel, steeds bij een andere buur. We hebben een bijzondere band met elkaar.”

Stamsnieder vertelt een soortgelijk verhaal over de geïnstitutionaliseerde burenhulp die noaberschap in feite is. Zijn ouders, bij wie hij als vrijgezelle zoon inwoonde, verhuisden van een plek buiten het dorp naar Geesteren. Maar ze wilden wel graag dezelfde noabers behouden. “Daarom hebben ze dat met zoveel woorden gevraagd. En ja hoor, het kon: ‘Hein en Bertha, ie kunt gewoon noaber blieb’n.’”

Achteruitgang

Noaberschap komt voort uit geloof en traditie, weet de gepensioneerd zorgmanager. “Het wortelt in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Helaas dreigen door het teruglopende kerkbezoek, ja ook hier, bepaalde gebruiken te verdwijnen. Het aantal Paasvuren in Geesteren is bijvoorbeeld al verminderd. Die traditie heeft direct te maken met de kerk. Dáár wordt de fakkel aangestoken met de Paaskaars, waarna onder begeleiding van de fanfare het Paasvuur kan ontbranden.”

Noaberschap wortelt in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan

arie vreeswijk

Ook Arie Vreeswijk, gepensioneerd gemeente-ambtenaar, ziet het noaberschap achteruit hobbelen. “De individualisering slaat toe, ook in Tubbergen. Er staat geen hek om onze mooie gemeente. Als ik zie hoe moeilijk het is om vrijwilligers te krijgen voor de kerk, zeker als het voor een paar jaar achtereen is. Mensen binden zich minder makkelijk. Daarnaast heeft men veel andere bezigheden: volleybal, voetbal. De agenda is vol.”

Door de kerkelijke leegloop is ook de sociale controle verminderd, zegt Vreeswijk. “Twintig jaar geleden viel het op als je zondags niet in de kerk zat. Nu is zo’n beetje het omgekeerde het geval: hé, die en die gaat naar de mis.”

Als voorganger tijdens uitvaarten en avondwakes merkt Vreeswijk hoezeer de ontkerkelijking, zeker sinds corona, heeft toegeslagen. “Goede katholieken die bij overlijden geen dienst meer willen in de Sint-Pancratius, maar alleen een zegening in het crematorium. Die geef ik overigens met alle liefde. Men wil niet meer een puur kerkelijke uitvaart, maar een persoonlijk afscheid. Zo blijft in gewijzigde vorm de gemeenschapszin bestaan. Mensen hechten eraan om samen de overledene te gedenken, maar niet altijd meer op traditionele wijze.”

CDA

Twente is vanouds een katholiek bolwerk. Dat geldt zeker voor Tubbergen (21.000 inwoners), waar het CDA jarenlang het hoogste landelijke percentage scoorde. In 1990 zelfs 90,8 procent. Nu is het CDA er nog steeds een volkspartij, al is de fractie haar absolute meerderheid kwijt, sinds ze in maart vorig jaar van twaalf naar zes zetels ging.

De plaatselijke krant Tubantia schreef die halvering toe aan het debacle rond het nieuwe gemeentehuis (‘glashoes’) van elf miljoen euro, waar meerderheidspartij CDA als enige voorstemde, waarna de coalitie met Dorpen Centraal en Gemeentebelangen/VVD uit elkaar viel. Luttikhuis gelooft niet dat die kwestie de hoofdoorzaak is: “Het stemmenverlies heeft vooral te maken met landelijk CDA-beleid, waar niet iedereen in deze regio even blij mee is.”

De individualisering slaat toe, ook in Tubbergen

arie vreeswijk

Haar partij houdt het noaberschap ondertussen hoog in het vaandel. “Ik denk dat CDA’ers typisch mensen zijn van noaberschap. Samenwerken en samen dingen tot stand brengen, dat is christendemocraten op het lijf geschreven. Veel kerkelijke vrijwilligers zijn ook actief in het CDA.”

Arie Vreeswijk, trouw CDA-lid, vreest dat de partij in Tubbergen niet meer de samenbindende rol vervult van vroeger. “Gevestigde partijen worden minder populair. Lokale groeperingen gaan er vandoor met de winst. En van dat gemeentehuis zeg ik, samen met vele anderen: er zijn belangrijkere zaken. Het CDA had beter naar de bevolking moeten luisteren.”

Schaepman en carnaval

In augustus kwam Tubbergen prominent in het nieuws door protesten tegen de voorgenomen huisvesting van driehonderd asielzoekers in een hotel in Albergen, een van de negen kernen van de gemeente. De vraag dringt zich op of goed noaberschap ook niet te maken heeft met humane opvang van vluchtelingen. “Zeker”, beaamt Luttikhuis, in het dagelijks leven basisschooldirecteur. “Het probleem was alleen dat het Rijk ons met dat plan overviel. Als het kabinet gewoon bij ons langs was geweest, hadden we loyaal meegewerkt. We zijn zeker geen weigergemeente, en hadden zelf al plaatsen aangeboden voor meer opvang, maar daar ging het COA niet op in. De crux zit hem hierin: samen doen. Dat is noaberschap. En dat is Tubbergs.”

Tijdens een speech in die roerige dagen haalde ze Herman Schaepman aan, de 19de-eeuwse emancipator van het katholieke volksdeel. Maar meer nog: geboren en getogen Tubbergenaar. Schaepman zou zich, volgens Luttikhuis, in zijn graf omdraaien als hij hoorde van het autoritaire Haagse handelen. Een levensgroot standbeeld van de voormalige parlementariër kijkt uit over de Overijsselse gemeente, niet wetende dat hij bijna tweehonderd jaar na zijn geboorte een rol zou spelen in de Twentse politiek.

Herman Schaepman, de 19de-eeuwse, was een geboren en getogen Tubbergenaar

willem pekelder

Toch is de grote Schaepman, zo blijkt bij navraag, voor de meeste Tubbergenaren vooral een figuur uit de geschiedenis. Ook voor Leo Stamsnieder, lange tijd CDA-raadslid en sinds kort steunfractielid. Daarnaast is de Geestenaar actief in het lokale verenigingsleven, en juist daar ziet hij nieuwe kansen voor het noaberschap. “Ik merk: regel het via de carnavalsvereniging. Daar zijn vogels van iedere pluimage bij betrokken. De grote molen van Geesteren moest worden gerestaureerd. Nou, daar waren de Papsleef’n direct voor in. Prins carnaval en zijn adjudant doneerden meteen 1111,11 euro. Daarna volgden al snel andere giften. In korte tijd haalden we vijftigduizend euro op.” Jarenlang was Stamsnieder zelf voorzitter van de Papsleef’n. Nu is hij lid van de bouwcommissie. “Ja, en dat terwijl ik a-technisch ben”, lacht hij in Dorpshuis Erve Kampboer. “Maar goed, in ónze bouwcommissie kan dat.”

Nieuwe gedaante

Tijd voor een toertje. We rijden naar Manderveen, een vlek van zo’n 650 inwoners binnen de gemeente Tubbergen, waar het noaberschap in een nieuwe gedaante verrijst. We zien een onttakeld gebouw, waarin ooit het dorpshuis en een sportzaal waren gevestigd. “Wat staat hier te gebeuren?”, vraagt Stamsnieder retorisch. “We gaan er een stuk aanbouwen zodat de school en de kinderopvang erbij kunnen. Verder wordt de sportzaal uitgebreid en komt er ruimte voor het verenigingsleven. En ook voor een café. Wat heeft dat alles te maken met noaberschap? Wel, de dorpelingen gaan het meeste werk zélf doen. En zij die niet handig zijn, kunnen altijd nog koffie zetten of broodjes smeren. Dit Kulturhus, de huiskamer van Manderveen, is al met al een redelijk uniek project in Nederland. U begrijpt, kleine dorpen moeten voor zichzelf opkomen, anders worden ze niet gehoord.”

Het doet mij pijn dat in vijf van onze negen kernen kerken moeten sluiten

arie vreeswijk

Met het nieuwe Kulturhus slaat Manderveen twee vliegen in één klap. Het dorp is straks niet alleen een multifunctioneel gebouw rijker, ook komt er op de oude plek van de school nieuwbouw, waarmee het dorp jongere inwoners hoopt te behouden.

Christel Luttikhuis prijst zich gelukkig dat alle negen kernen van Tubbergen nieuwbouw gaan plegen. “Zo kunnen we jongeren vasthouden. Zodra zij een eigen woning betrekken, zullen ze in goed noaberschap meewerken aan het leefbaar houden van het dorp. Daarvan ben ik overtuigd. Mijn zoon van 23 laat een woning bouwen tegenover ons in Fleringen. Die generatie zit in allerlei besturen: voetbal, carnaval, en noem maar op. In die zin ben ik optimistisch over de toekomst van het noaberschap.”

Zo krijgt noaberschap in Twente een nieuw gezicht, ofschoon ook in de kerk de laatste kaars nog niet is gedoofd. Arie Vreeswijk: “Ik ben mede-organisator van bedevaarten naar Lourdes en merk dat dat bij uitstek een gelegenheid is om mensen weer wat meer te binden aan de kerk. Ik vraag dan van: Goh, zou je niet in die en die werkgroep willen? We hebben je hulp nodig. Niet zelden wordt daar ja op gezegd.”
Het zijn kleine succesjes, beseft Vreeswijk, die, naar eigen zeggen, sinds zijn vroege jeugd met het ‘kerkelijk virus’ is besmet. “Het doet mij pijn dat in vijf van onze negen kernen kerken moeten sluiten. Doen we het niet, dan gaan we failliet. Ik vrees zelfs dat onze Sint-Pancratius op termijn dicht moet. De basiliek in Oldenzaal zal dan, zo vermoed ik, hét baken worden van katholiek Twente.”

Of de duvel ermee speelt: juist tijdens onze reportage wordt bekend dat de kerk van Fleringen overgaat in particuliere handen. Het Onbevlekt Hart van Maria wordt eigendom van de lokale stichting Dorpsgebouw. Christel Luttikhuis, inwoonster van Fleringen, is er blij mee. “De kerk blijft hiermee in bezit van het dorp. Zo zie je: wanneer de urgentie zich aandient, leeft de gemeenschapszin meteen weer op. Maar wat alle vrijwilligers gaan doen, is nog een vraag. Blijven ze de begraafplaats onderhouden, blijven ze het gebouw schoonmaken? Het is in ieder geval wel de bedoeling een deel van de kerk te gebruiken voor niet-kerkelijke vieringen.”

Zo blijkt: het noaberschap in Twente is onverwoestbaar. Kalft het in het in traditionele zin wat af, langs andere wegen komt het in nieuwe vorm terug.

Willem Pekelder is journalist, columnist en spreker. Voor meer informatie: www.willempekelder.nl.