Journalist en religiewetenschapper Pauline Weseman zoekt naar een nieuw christendom, buiten de gebaande paden. Ze interviewt medezoekers over hun kantelpunten die hun geloofsvisie cruciaal veranderde.

Laatst nog, in de vastentijd, ging Janneke Stegeman publiekelijk aan de slag met haar chaotische kant. Het was voor de podcastserie ‘Janneke & Jonatan gaan 40 dagen diep’. Die ongestructureerde kant houdt ze graag in stand, geeft de theoloog toe. “Als alles zo geregisseerd en gepland is, ben ik bang saai te zijn en dat het leven saai wordt.” Het is een van de vele opgelegde beelden waar Stegeman zich van wil bevrijden. Dat maakte haar vooral geloviger. In het zonovergoten zolderkantoor in Vleuten keert Stegeman zich met enige gêne binnenstebuiten.

Je groeide op in de Gereformeerde Kerk synodaal. Wat kenmerkt jouw religieuze opvoeding?

“Het geloof was onnadrukkelijk aanwezig. Mijn ouders spraken er niet veel over. We gingen naar de kerk, baden voor het eten en lazen uit de kinderbijbel. Ik groeide op in een christelijk dorp, Woudenberg. Wij waren licht gelovig in vergelijking tot de rest. Er werd voortdurend gemeten hoe christelijk je was, in subtiele dingen. Je mocht geen zalig zeggen, niet op zondag naar een pretpark. Je werd voortdurend ingedeeld, naar de grootte van je gezin, je kleding. Het voelde beklemmend, maar ik vond het ook fascinerend, wilde het begrijpen.” 

Had je zelf iets met het geloof?

“Ik was geen erg religieus kind, maar had wel altijd vragen. Als kleuter vroeg ik al aan mijn moeder hoe het kan dat ze in Ethiopië honger hebben maar ook schietgeweren, vanuit een basisgevoel dat het niet klopt. Uitsluiting raakte me. Nadat een dominee in een preek als een refrein herhaalde hoe verschrikkelijk homoseksualiteit was, werd ik zo kwaad dat ik die man erop aansprak. In mijn puberteit ging het geloof meer voor me leven. We woonden inmiddels in Ter Aar. Een leuke nieuwe dominee maakte veel ruimte voor de jeugd.

Wij waren licht gelovig in vergelijking tot de rest. Er werd voortdurend gemeten hoe christelijk je was, in subtiele dingen

Janneke Stegeman

In de jeugddiensten daar vond ik het leuk op te zoeken waar het prikkelend werd. Zo speelde ik dat ik in nachtpon ontwaakte in een bed op het podium. Ik vond dat leuk, al vonden mensen dat misschien niet passend. Daarom houd ik zo van theater, het werkt bevrijdend. Die diensten waren voor mij ook een ontlading. Ik leed onder mijn verlegenheid en was nogal van slag van dingen die gebeurden in mijn familie. Mijn oma kreeg een depressie, een zus van mijn oma overleed aan zelfdoding en in diezelfde tijd - ik was vijftien - verongelukte een neef. Ik vond het niet eerlijk, werd somber, was lang bang dat ik ook depressief zou worden. Ik vond het moeilijk me te uiten, kropte veel op.

Die eenzaamheid maakte dat ik mij wat afgesloten voelde van mijn leeftijdsgenoten. Ik herinner me hoe ik op de avond na de begrafenis van mijn neef met een vriendin meeging naar een evangelische dienst. Ik trok die blije vorm van geloven niet. Het voelde erg opgelegd en klopte totaal niet met mijn stemming. Die andere kant van geloof trok me altijd meer: hoe ga je ermee om als het tegenzit, niet klopt?”

Een rode draad in je leven is je inzetten tegen ongelijkheid, racisme en uitsluiting. Je zou denken dat je als hoogopgeleide, witte hetero aan de goede kant van de streep zit. Waar komt dat strijdbare vandaan?

“Ik denk omdat ik het gevoel van niet bij de norm passen goed herken. Ik verbaas me erover dat er überhaupt een norm ís. Wat is normaal? Ik wilde als meisje een jongetje zijn. De verwachtingen die mensen in mijn conservatieve dorp bij meisjes hadden, klopten niet met hoe ik mij voelde. In het dorp was een duidelijke indeling van wat mannen en vrouwen doen. De man was dominee en hoofd van de school. Waarom deden mannen alle interessante dingen? Ook zoiets: qua cijfers kon ik naar het gymnasium maar dat was iets voor kakmensen dus dat was geen optie. Terwijl ik heel gymnasium heel leuk had gevonden, ik vond Grieks en Latijn fantastisch.”

Voor je studie theologie leerde je die klassieke talen alsnog. Wat deed die studie met je geloof?

“Ik zat in een serieuze groef. Ik wilde alles begrijpen maar durfde niets te vragen. De vragen stapelden zich op in mijn hoofd. In het tweede jaar richtte ik een studievereniging op waarvoor ik docenten uitnodigde voor gesprekken over waar ik mee zat. Ik hing briefjes op van een fictieve student in een geloofscrisis: ‘student in nood’. Ik was niet echt in nood, maar er was wel een angst: misschien raak ik het allemaal kwijt. De Bijbel bleek veel complexer dan ik dacht.

Ik ontdekte in Jeruzalem: Jeetje, je kan dus gelovig zijn, zoeken naar rechtvaardigheid en superkwaad zijn

Janneke Stegeman

Ik leerde dat een eerdere versie van Marcus stopt bij de vrouwen die bij het graf staan en bang zijn, de opstanding is er later achter geplakt. Dat verwarde me, maar ik vond het ook interessant en verrijkend te ontdekken dat de Bijbel zo ambigu is. Eigenlijk is dit einde van Marcus veel spannender. Er volgden meer ontdekkingen: het piepkleine vak feministische theologie van Lieve Troch was de hemel. Daar leerde ik dat theologie een bron voor verzet en bevrijding kan zijn, hoe je kritisch kunt zijn, hokjes open kan breken. Het verhaal wordt gelezen als een verhaal over dienende vrouwen, maar zij liet zien dat Martha en Maria typologieën zijn voor centrale functies in de gemeente. Briljant.” 

Je vond de ontwikkeling van de traditie zo boeiend dat je promoveerde op het Oude Testament en voor anderhalf jaar naar Jeruzalem vertrok. Daar las je met Palestijnse vrouwen conflictteksten uit de Bijbel. Hoe raakte dat aan jouw leven?

“Wat die teksten spannend maakt is niet alleen dat ze verbonden zijn met het zionisme en dus met hedendaags conflict, maar dat ze ook door conflict zijn gevormd. Daar zit discussie in en machtsverschillen, machtsmisbruik. Palestijnen hadden veel meer oog voor die spanningen in de tekst. Dat willen ontdekken, zegt veel over mij. Ik vind conflict heel spannend. Mijn vader is driftig, mijn moeder temperamentvol. Ik ben het allebei. Mijn moeder dacht dat het het beste was mij daarin af te remmen. Met goede bedoelingen, maar ik leerde me in te houden en  mijn vurige, uitbundige kant te verbergen. Thuis lukte dat niet, ik ging juist wel de confrontatie aan met mijn vader.

Ik voelde onbewust aan dat ik van het Israëlisch Palestijns conflict iets kon leren. Toen ik ging lezen met Palestijnse vrouwen waren die gewoon kwaad, op die teksten, op de bezetting. Dat deden ze op een geloofwaardige manier die recht deed aan de situatie, gevoed vanuit hun drang naar rechtvaardigheid, verbonden met hun geloof. Ik dacht: Jeetje, je kan dus gelovig zijn, zoeken naar rechtvaardigheid en super kwaad zijn. Ik realiseerde me: ik ben gewoon gelovig. Dit is het, dit is wat ik wil doen. In tegenstelling tot een christendom conflict onder het tapijt schuift of macht legitimeert, was het voor deze vrouwen een bron van verzet en verandering. Ze zochten geen mooie, verzoenende uitleg.”

Dat klinkt als een bevrijding.

“Zeker. Ik zat qua geloof altijd op het intellectuele spoor, raakte in mijn studie al door de bevrijdingstheologie geïnspireerd, maar in Jeruzalem ging echt het licht aan. Ik begreep dat geloof voor mij om bevrijding gaat. Ik kwam tot leven, dacht: wat kan ik hier veel doen. Ik ontmoette mensen uit verschillende culturen, leerde Arabisch. Het was een ontdekkingsreis naar hoe ook ik gevormd ben door een automatisch christelijke identificatie met de Joden als het volk van God. Ook ik kijk door een bepaalde bril. Die visie klopt niet, ik heb dingen over het hoofd gezien, verkeerd geïnterpreteerd."

Deze tekst is een kort fragment van een uitgebreider interview. Het gehele interview is te lezen in de VOLZIN publicatie Contouren van een nieuw christendom.

Janneke Stegeman (1980, Woudenberg) is bijbelwetenschapper en theoloog. Ze publiceert, spreekt en doceert als freelancer en werkt bij Mensen met een Missie aan conflictbemiddeling in Irak. Ze woont in Vleuten met partner en zoon Omar (1). Stegeman studeerde theologie aan de Vrije Universiteit, promoveerde daar in 2014 op de rol van conflict in de ontwikkeling van religieuze traditie.

Van 2016 tot 2017 was zij theoloog des Vaderlands. Ze richtte het Genootschap voor Onbetamelijke Theologie (GeNOT) op en schreef de boeken Heb Je Hem Weer, 24 preken voor sceptici en andere gelovigen en Alles Moet Anders. Bevrijdingstheologie voor Witte Nederlanders. Ze maakte een podcastserie met Jonatan Bartling van zingevingscommunity Zinnig Noord in Amsterdam.