Twintig jaar geleden schreef Joost Prinsen in een column in het Haarlems Dagblad dat hij hoopte dat anderen een bundel zouden maken met essays van Godfried Bomans (Den Haag, 1913-Bloemendaal, 1971). Deze auteur was ooit vooral bekend door zijn werk met een humoristische toets en zijn sprookjes en verhalen. Hij schreef over ene Pa Pinkelman en publiceerde ook Erik of het klein insectenboek. Prinsen houdt van zijn columns en essays om hun sobere woordkeus en lichtvoetige stijl. Begin 2021 werd Prinsen zelf door een uitgever gevraagd om naar aanleiding van Bomans’ vijftigjarige overlijden zo’n bloemlezing samen te stellen. Onlangs verschenen onder de titel In alle ernst. De keuze van Joost Prinsen met achtendertig van Bomans’ teksten.  

Feest

Dit nu is een heerlijke, want bijzonder fijnzinnige bundel geworden met prachtige kortere en langere stukken, ooit als column of essay gepubliceerd in uiteenlopende bladen. Elke tekst is een feest voor tegelijk de liefhebber van fijne, rake taal als van reflectieve en spirituele inhoud. Zijn - deels alledaagse - onderwerpen zijn interessant en relevant tot op de dag van vandaag.

Zo verrast Bomans ons bijvoorbeeld met zijn kijk op de grote breuk in het leven van de door de literaire klassieker Camera Obscura bekende Hildebrand (pseudoniem van Nicolaas Beets). Hij constateert dat deze auteur prachtig literair werk schreef voordat hij predikant werd, en daarna nooit meer. Hoe zit dat, en is hier sprake van iets typerend persoonlijks of komt een dergelijke breuk ook voor bij anderen? Bomans komt erop dat het moet samenhangen met de leefcocon in het negentiende-eeuwse Leiden waarin hij en menige andere student als het ware in vrijheid in waren opgesloten. Eenmaal daaruit weg, droogden de maatschappelijke plichten de literaire bronnen op.

Iets vergelijkbaars gebeurde ook met dichter/dominee Piet Paaltjens (de alias van François Haverschmidt), aan wie hij ook nog een andere uitgebreidere column wijdt. Hij lééfde in Leiden en had zo lang hij nog leefde altijd heimwee naar die tijd. Bomans: "De ongelukkige Piet Paaltjens heeft de ‘zeven vette jaren’ van Leiden nooit kunnen vergeten. Op geen reünie ontbrak hij, en enkele dagen voordat hij zichzelf, als dominee te Schiedam, vrijwillig van het leven beroofde, stond hij nog éénmaal voor de ramen van zijn oude kamer op de Hoogewoerd, hoek Koenesteeg, en zingt het Io Vivat samen met zijn vroegere studiemakkers.’’

Life-events

Wat Bomans ‘opmerkt’ gaan wij ook zien, als door zijn ogen. In onze tijd zijn we wellicht geneigd om deze bevinding te beoordelen als een analyse van een life-event van een categorie studenten in die tijd. Ons verdiepen in life-events is anno nu essentieel voor ons vak. De lectuur van een verhaal als dit verrijkt en prikkelt ons om altijd en overal en telkens opnieuw goed en onbevangen te kijken en te reflecteren. Bomans lezen is wat mij betreft - als vakmens en persoon - een heleboel potjes genieten

Een prachtige beschouwing van een ander life-event is te vinden in Bomans’ bespreking van De Avonden van – toen nog Simon van het - Reve. Bomans komt tot een opvallend hoge en helder beargumenteerde waardering van dit boek. Hij vergelijkt het met de kwaliteit van een andere klassieke auteur die pas veel later in zijn leven terugkijkt op eigen adolescentietijd. Zulke teksten halen het volgens Bomans niet bij De Avonden. "Want deze geestelijke vivisectie wordt niet, gelijk bij Tolstoi, uitgevoerd door een zich herinnerende, een terugblikkende, een námijmerende. Nee. (…) Het is de notulering van een nog plaatshebbend gemoedsleven.’’ Om na deze al in 1947 pregnant treffend verwoording de wens uit te spreken dat de auteur vaker zijn talent zal gebruiken, ook – ten behoeve van zijn eigen geestelijke gezondheid.

Boven de tijd

Prinsen koos een bonte variatie aan teksten, zoals een herinnering die Bomans ophaalt aan een eigen bedevaartschoolreisje naar Heiloo. In het eerste stuk van de verzamelbundel fileert hij fijntjes de onderliggende bron van een leedvermaak. Kunstkenners hadden zich vergist bij de beoordeling van een kunstwerk dat niet van Johannes Vermeer bleek te zijn. Iedereen, maar dan ook iedereen had uitbundig plezier in het geval. Bomans: omdat het ‘het bevattingsvermogen hier te lande’ te boven gaat dat men kan leven door te zeggen of bepaalde stukken linnen mooi zijn. Maar, spiegelt Bomans terug, "de lezer die de kunstkenner uitlacht, die lacht zichzelf uit. Dat deze mensen bestaan ligt aan ons. Wij immers zien een kunstwerk niet allereerst als mooi, maar als een stuk geldwaarde!"

De bespiegelende observaties in In alle ernst zijn zo beschreven vanuit een in wezen boven de tijd staande observator, dat het ons als lezers zo vanzelfsprekend meeneemt in het geziene en het overwogene, dat wijzelf al lezend verwonderd geraakt worden door hetgeen beschreven wordt.

Door Joosten kijken wij opnieuw mee met Bomans scherpe, onbevangen en bespiegelingen. Heerlijk om ons onder te dompelen in zijn sensitiviteit. Veel waardering mogen we dan ook uitspreken voor de fraaie Bomanstekstenselectie door Joost Prinsen.