Dit essay heeft de 3e prijs gewonnen in de Volzin schrijfwedstrijd 2020 met als thema: Afstand en nabijheid. Een uitgebreid juryrapport kunt u hier lezen.

“I saw you dancing last night!” Vanuit zijn verpleeghuisbed is dat de spontane openingszin van mijn goede vriend Daniël, die ik door de strenge coronamaatregelen pas na maanden eindelijk weer zie. Zijn enthousiaste begroeting raakt meteen een gevoelige snaar: dansen is voor mij een metafoor voor het leven zelf, voor de boeiende bewegingen van aantrekken en afstoten in menselijke relaties. Ik heb er een boek over geschreven en het loopt als een rode draad door heel mijn denken en doen. Maar kan hij dat weten?

Sinds Daniël ruim zeven jaar geleden ernstige hersenletselschade opliep, is hij geestelijk en lichamelijk gehandicapt. Hij spreekt nog maar nauwelijks en als hij wat zegt, is het fluisterend en vaak onsamenhangend. Des te verrassender is zijn openingszin. Waar die vandaan komt, weet ik niet. Is het toeval dat Daniël over dansen begint? Heeft hij gedroomd? Of weet hij onbewust meer dan wij denken? Hoe het ook zij, ik ben er blij mee, want in één klap is de afstand in tijd en ruimte tussen ons opgeheven en voelt hij weer heel dichtbij.

Een klap was er ook, maar dan een andere, in maart 2013. Tegen een stormachtige wind in fietste ik naar huis toen ik door een gezamenlijke vriend gebeld werd: “Stap maar even af, want wat je gaat horen is heftig”. Daniël was (door een hersenbloeding?) gevallen in zijn flat en had daarbij zijn hoofd dusdanig bezeerd dat hij buiten westen was geraakt. Nu lag hij in het ziekenhuis op de intensive care aan de beademing. Ik stond verstijfd, kon geen woord uitbrengen. Daniël was de oudere geestverwant die waakte over mijn spirituele welzijn. Iemand die er altijd voor me was om over ‘zaken van de ziel’ te praten. Dat hem iets zou kunnen gebeuren, was nooit in me opgekomen.

Gemis van aanraking

Daniël heeft zijn ogen dichtgedaan en ik kijk rond in zijn kamer. Aan de muur hangen foto’s van zijn benen. Het zijn benen van iemand die ze meer dan zeven jaar niet bewogen heeft. Krom, spierloos, met vergroeide botten. Ik denk aan alle reizen en wandelingen die hij maakte. Als er één sportief en ondernemend was, dan was hij het wel. Het zijn ook benen die al lang niet door andere dan professionele handen zijn aangeraakt. Terwijl de tast toch het zintuig is waarmee je het meest intieme contact maakt. Bovendien is het altijd wederkerig: ik kan naar iemand kijken zonder dat die terugkijkt, maar als ik iemand aanraak, word ik ook zelf aangeraakt. Door de afstand die we in deze coronatijd van elkaar moeten houden,ervaren we allemaal in meer of mindere mate het gemis van die aanraking. Daniël moet dat al jaren missen. Wat zou dat voor hem betekenen?

Aanwijzingen op de muurfoto’s helpen zorgmedewerkers om Daniël zonder al te veel pijn te verleggen als hij gewassen wordt. Of met een spuit water krijgt toegediend, zoals nu. “Ik ga u wat water geven, meneer”, zegt de verpleegkundige die meteen Daniëls buik ontbloot. “Néééééé!” reageert hij met een agressie die ik niet van hem ken. Verzet hij zich, omdat het pijn doet? Of schreeuwt hij uit onmacht, frustratie, verdriet? De verpleegkundige maakt gedecideerd haar handeling af. “Als u zelf niet drinkt, is dit nodig, meneer.”

Meer dan beroepsmatig

Ik zoek naar een bijbel. Daaruit voorlezen kan goed doen, weet ik van de vele ontmoetingen met mensen in mijn functie van geestelijk verzorger. Tussen een stapeltje tijdschriften over het koningshuis vind ik een kinderbijbel die ik op een willekeurige plek opensla. Ik wil beginnen met lezen, maar merk dat dit toch anders is dan een beroepsmatig contact. Hier ligt Daniël, van wie ik hou. Ik kan even niets anders dan naar hem kijken. Naar hoe hij inmiddels weer lijkt te slapen.

Op de ic, vlak na zijn val, kreeg Daniël een ziekenzalving. Zijn naaste familie, de dominee en ik waren erbij. Het ritueel – gebed, een bijbeltekst, een lied, de zalving, een zegen – was zo krachtig dat ik mijzelf na afloop hoorde zeggen: “Wat hier gebeurd is, bindt ons voor het leven samen”. Maar ook werd ik overvallen door een stortvloed aan vragen: wat heeft het voor zin, dat Daniël zo lijdt? Komt hij hier weer bovenop en zo ja, hoe dan? Wat zal zijn kwaliteit van leven zijn? Wat is dat eigenlijk, kwaliteit van leven en voor wie? Wie bepaalt dat en waar meten we dat aan af?

Balletdanser

“Ik lees je voor over Jezus en de storm op het meer, goed?” Daniël antwoordt niet. Door het mondkapje beslaat mijn leesbril. De verleiding is groot om het af te doen, maar ik laat het voor zijn bestwil toch maar op. Een masker is het, waarachter we ons noodgedwongen moeten verbergen. De neus, de mond, en alles wat het gezicht verder aan ziel kan uitdrukken blijft daarmee ongezien. “Kijk nou eens Daan, Jezus ligt gewoon te slapen terwijl de boot dreigt te vergaan!” Het verhaal heeft me altijd al geboeid. Wat doe je, als het om je heen stormt? Ga je dan bang en paniekerig om hulp roepen, net als de discipelen? Roep je Jezus ter verantwoording: wat lig jij daar nou te slapen, terwijl wij bijna verzuipen? Of wil je net zo vredig en innerlijk verankerd worden als hij?

Toen Daniël van het ziekenhuis naar het verpleeghuis verhuisde en duidelijk werd dat hij zo gewond was geraakt dat hij nooit meer de oude zou worden, was die verankering bij mij ver te zoeken. Ik kon Daniël niet meer bereiken en vond het moeilijk om over die onoverbrugbare afstand te praten. Ook God was niet meer de mij vertrouwde God-met-ons. Waar was hij in dit hele verhaal? Hoe kon het gebeuren dat juist die lieve Daan zo hard door het lot – was dat het? – getroffen werd?

“Wat vind je ervan, Daan, van die slapende Jezus op het meer? Hij zegt ‘sssst’ tegen de wind en de golven en ja hoor, de storm wijkt en het water wordt weer stil. Een wonder, is ’t niet?” Daniël wrijft in zijn steeds roder wordende oog. Rochelend probeert hij vastzittend slijm op te hoesten. “Heb je het benauwd, Daan?” God is watching us, God is watching us, God is watching us... from a distance is een lied dat in me opkomt. Zou dat waar kunnen zijn? Kijkt God met ons mee zoals we hier samen zitten? Ziet hij Daniël met liefde aan, lijdt hij mee?

Wakend en wachtend

Zoveel vragen, zo weinig antwoorden. Tijd om op te stappen. “Ik ga maar weer eens op huis aan, Daan”. Maar Daan laat me nog niet gaan. “Nee”, schudt hij met zijn hoofd. Waarom zou ik ook eigenlijk al vertrekken? Om mijn verlegenheid met de situatie te ontvluchten? Ik besluit gewoon maar bij mijn vriend te zitten, zonder iets te willen of te doen. Misschien is dat wel de dans die nu van mij verwacht wordt. Wakend en wachtend. Op wat dan ook. Ik sluit mijn ogen en begin rustig te ademen. Vijf tellen in en vijf tellen uit. Langzaam merk ik dat mijn hartritme en adem op elkaar afgestemd raken en dat ik ontspan. Dan richt ik me op mijn vriend en adem liefde en compassie uit. Inademend stel ik me voor dat ik zijn liefde en compassie in mij opneem. De hand op mijn hart voelt warm aan.

Als ik mijn ogen open, kijkt Daniël me aan. “Dank voor je komst”, zegt hij. “Fijn dat je er was.” Verwonderd over deze coherente volzin neem ik afscheid. Eenmaal buiten maak ik een vreugdedansje.

Barbara Zwaan is theoloog, werkzaam als geestelijk verzorger, redacteur en docent. Ze is auteur van Een prachtige dans. De therapeutische afstemming van afstand en nabijheid in het werk van Carl Rogers, Martin Buber en Henri Nouwen (KSGV, Tilburg, 2017). Ook is ze als projectleider betrokken bij het Participatiekoor, waarin mensen met en zonder dementie samen delen uit de Matthäus Passion uitvoeren. Meer informatie: www.participatiekoor.nl.