In 2002 was Van der Meiden een van de grondleggers van Volzin. De laatste achttien jaar werkte hij als communicatieadviseur bij Stek, Stad en Kerk, de diaconale organisatie van de Protestantse Kerk Den Haag. Eind november nam hij afscheid en ging hij met pensioen. Hij blijft actief als journalist, vrijzinnig voorganger en theoloog.

Wat deed je bij Stek?

Van der Meiden: “Ik adviseerde collega’s bij de communicatie van hun projecten en hielp mee om Stek op de kaart te zetten. Stek was het resultaat van een fusie van verschillende kerkelijke, meest diaconale organisaties. Interne communicatie was nodig, om al die werksoorten en nestgeuren tot een eenheid te smeden. Externe publiciteit richtte zich op uitstraling en naamsbekendheid van de nieuwe organisatie.

Bij de fusie waren kerken betrokken, dat is per definitie lastig. Kerken en kerkelijke organisaties zijn in zichzelf gekeerd. Zij hebben soms een hoge dunk van zichzelf en vinden dat het goed is zoals het is.

Stek is uniek in Nederland. Wij verenigen diaconale en andere werksoorten die meestal gescheiden optrekken. Mijn eerste klus was de nieuwe huisstijl. Ik heb altijd belangstelling gehad voor lay-out. Ik kan het als journalist moeilijk hebben als een goed verhaal wordt verknald door een belabberde opmaak.”

Waar begint je loopbaan in journalistiek en publiciteit rond kerk, geloof en theologie?

“In Driebergen, waar ik na mijn studie theologie en enkele baantjes in 1981 startte als publiciteitsmedewerker bij Kerk en Wereld, een vormingsinstituut van de Nederlandse Hervormde Kerk. Daar zetelde ook de redactie van evangelisatieblad Open Deur. Twee jaar na mijn komst vertrok, wegens ziekte, de eindredacteur van het evangelisatieblad Open Deur, Eimert Pruim. Zijn functie kwam vacant, ik volgde hem op. Daar zat ik, begin januari, 28 jaar oud, met een Paasnummer dat nog lang niet af was. Eimert had er met de hand bijgeschreven: ‘Hier moet nog heel veel aan gebeuren’.

Ik schreef tot dan toe omdat ik iets de wereld in wilde zenden. Dat iemand het moest lezen en er wat van kon vinden? Dat was een ander verhaal

willem van der meiden

Vanaf 1983 was ik verantwoordelijk voor Open Deur, eerst evangelisatieblad, later oecumenisch maandblad. Daar leerde ik schrijven. Ik schreef al voor allerlei bladen en blaadjes. Dat ik mij moest bezighouden met schrijven voor een publiek was mij nog niet aangezegd. Ik schreef tot dan toe omdat ik iets de wereld in wilde zenden. Dat iemand het moest lezen en er wat van kon vinden? Dat was een ander verhaal. Ik leerde mijn publiek serieus te nemen. Natuurlijk kun je zomaar wat schrijven, maar kijk dan niet gek op dat je niet gelezen wordt. Op deze inzichten borduur ik heel mijn leven voort.”

Je leerde schrijven voor een breed publiek.

“Bij Open Deur schreven wij voor tienduizenden lezers en honderdduizenden als het om Kerst- en Paasnummers ging. Elke maand maakten wij met een bevlogen, enthousiaste redactie een themanummer. De sfeer was vanzelfsprekend oecumenisch. Wij spraken niet over wat oecumene zou moeten zijn. Wij deden het gewoon en genoten van elkaars eigenaardigheden, herkomst, traditie.

Zestien pagina’s, drie of vier hoofdartikelen en verder klein grut, mooie opmaak, goede fotografie. Wij wilden een breed publiek aanspreken, ook mensen die niet gewend waren veel te lezen. Het was geweldig dat wij daarin vaak slaagden. Het waren de jaren tachtig, waarin je alleen kerk kon zijn als je relevant was voor de samenleving. Veel maatschappelijke onderwerpen, dus.”

Na Open Deur werd Van der Meiden in 1996 hoofdredacteur van HN Magazine, voorheen Hervormd Nederland. Na een fusie met De Bazuin in 2002 ontstond Volzin.

Daarmee veranderde de lezer voor wie je schreef.

“Bij deze bladen hoort een inhoudelijker, intellectueler publiek. Het blijft wel dezelfde beweging: wat zegt geloven voor jouw actieve deelname aan de maatschappij?

Ik ben gezegend met een enorm brede interesse. Boven ligt nog een rapport uit de vierde klas van de lagere school. Netheid was mijn zwakste punt, kijk maar naar mijn werkkamer. Bij ‘belangstelling’ stond: alom.

Ik vind niets leuker dan interviews maken. Mensen zijn altijd interessant, ik leer van elk gesprek

willem van der meiden

Van jongs af aan ben ik ongelooflijk geïnteresseerd in van alles en nog wat. Een leergierig, weetgierig jongetje, met een merkwaardig geheugen. Dat is ook weleens irritant, ik ben ook een betweter. Dat vinden ze hier thuis ook.

Tegen leerling-journalisten zeg ik: als je niet nieuwsgierig bent, moet je geen journalist worden. Ik heb de kracht van de vraag ontdekt. Ik vind niets leuker dan interviews maken. Mensen zijn altijd interessant, ik leer van elk gesprek.

Ook het kleinste, bizarre detail kan rekenen op mijn belangstelling. Het meeste is absoluut niet erg nuttig, wel leuk. Het is een voorwaarde om het leven zo te leiden als ik doe. Ik combineer mijn belangstelling voor de hervormde theoloog Miskotte moeiteloos met gekke muziekriedeltjes uit de jaren tachtig of voetbaluitslagen uit de jaren zestig.”

Had je ook sportjournalist kunnen worden?

“Dat had ik leuk gevonden! Onze zoon heeft jaren gevoetbald, zijn zus ging hem voor. Ik was begeleider en maakte elke week een wedstrijdverslag, bizarre werkstukken die door de hele club gretig gelezen werden. Bij voorkeur met alle clichés. ‘Na de pauze waren de bordjes verhangen en begonnen de rood-witten uit een ander vaatje te tappen’, om Dik Bruynesteins Appie Happie te citeren. Mijn beroep ervan maken? Nee. Sport is tot op zekere hoogte interessant, niet meer dan dat.

Ik schrijf in de breedte en heb daarnaast behoefte om mij in een onderwerp diep in te graven. Bijvoorbeeld in het werk van Miskotte, Nederlands grootste theoloog van de twintigste eeuw, met een enorm oeuvre op het gebied van theologie en cultuur. Wat hij schrijft, is voor mensen van nu heel lastig te volgen, ik heb me erin geschoold. Zijn gedateerde barokke stijl en proza met volzinnen van een halve pagina lang wordt over vijftig jaar niet meer gelezen, vrees ik.

Dat ik de diepte zoek, betekent dat ik op zekere momenten in mijn leven monnik ben geworden

willem van der meiden

Als orthodoxe dominee werd Miskotte gegrepen door het werk van de vermaarde Duitse theoloog Karl Barth, die een revolutie teweegbracht in de bestaande theologie. Op geheel eigen wijze zette Miskotte zich in om de tijd waarin hij leefde te begrijpen. Met alle aanvechtingen, zekerheden waren aan hem niet besteed. Al vroeg had hij het fascisme in de gaten en schreef er zijn bekendste werk over: Edda en Thora, het onderwerp van mijn doctoraalscriptie.

Als jongetje zag ik het boek in de boekenkast van mijn vader. Wat Thora was? Geen idee. De Edda kende ik, uit boeken over Germaanse mythologie. Als kind al was ik een onstuitbare lezer. Ik begon eraan, het bleek geen boek voor iemand van acht.”

De breedte van Open Deur, de diepte van Miskotte. Je beheerst het allebei.

“Dat ik de diepte zoek, betekent dat ik op zekere momenten in mijn leven monnik ben geworden. Dan verstop ik mij dagenlang in mijn studeerkamer. Tja, waar is dat goed voor?

Ik schreef mijn proefschrift over de geschiedenis van kinderbijbels en was twintig jaar met het onderwerp bezig. Na mijn promotie gaf ik er honderd lezingen over, toen was het op. Ik doe er niets meer mee.  

Willem van der Meiden
Willem van der Meiden: ‘Institutioneel is de oecumene zo goed als verdwenen’

Ik hielp een vriend met de eerste Nederlandse vertaling van de Heliand, een episch gedicht over het leven van Jezus, in het Oud-Saksisch. Geen idee wie daarop zat te wachten.

Ik kan mij eindeloos verliezen in details. Bij de uitgave van delen van het Verzameld Werk van Miskotte bleek de herkomst van nogal wat citaten zoek. De man was notoir slordig in het citeren. Dan zoek ik drie dagen naar de herkomst van één citaat en ben ik zo blij als een kind, als ik die vind.”

Van der Meiden is als theologisch inspirator verbonden aan de Vrijzinnigen Driebergen, een afdeling van Vrijzinnigen Nederland, voorheen de NPB.

“Let op: ik ben daar geen predikant. Toen ik theologie ging studeren, wist ik zeker: ik wilde geen dominee worden. Het is een vervelend beroep. De vrijzinnigen in Driebergen zochten een ‘theologisch inspirator’ voor zes uur in de week. Na een gedegen sollicitatieprocedure kozen ze uiteindelijk voor mij.

Ik doe het negen jaar met heel veel plezier. Vanaf het begin voel ik mij in deze geloofsgemeenschap als een vis in het water. Ik zocht een club waar ik mij mee kon verbinden. Als gastvoorganger voelde ik mij vaak geparachuteerd. Preken, kopje koffie en weer weg.

De vrijzinnige habitus is: ruimte bieden voor elkaars mening, passie, overtuiging, zonder daar een meetlat langs te leggen

willem van der meiden

De vrijzinnige habitus is: ruimte bieden voor elkaars mening, passie, overtuiging, zonder daar een meetlat langs te leggen. Nooit: ‘Is dit niet te orthodox of wel vrijzinnig genoeg?’. Het is een vrijmarkt, waar je elkaar ontmoet en compleet jezelf mag zijn, of je nu atheïst, vrijmetselaar, antroposoof of liefhebber van Miskotte bent.

Ik maakte in mijn leven een U-bocht. Ik kom uit een vrijzinnig nest. Theologisch boeide mij de orthodoxie, waar ik in de praktijk weinig affiniteit mee heb. En nu ben ik als theologisch inspirator weer terug bij de vrijzinnigheid.”

Wat betekent oecumene voor jou?

“Op Kerk en Wereld zag ik oecumene voor mijn eigen ogen gebeuren. Ik heb een foto waarop ik als jongetje aan de hand loop van Nikodim, de metropoliet van Leningrad. Hij bezocht er een conferentie van de Wereldraad van Kerken, ter voorbereiding van de assemblee in Uppsala, 1968. Iedereen was er vol van, de oecumene gaf enorme hoop. Aan katholieke zijde was er een doorbraak met het Tweede Vaticaans Concilie.

Dat elan doofde. Onwil aan katholieke zijde en protestantse verrechtsing brachten de oecumene in zwaar weer. Institutioneel is de oecumene zo goed als verdwenen. Ik heb grote bewondering voor de ijzeren-heinigheid waarmee de Raad van Kerken in Nederland het blijft proberen. Maar niemand loopt er meer echt warm voor.

Ik zie geen enkel bezwaar als mensen daar grenzen negeren en meer samen optrekken. Integendeel, het is alleen maar leuk

willem van der meiden

Tegen de verdrukking in is de oecumene nooit verdwenen uit het grondvlak van de kerk. Ik zie geen enkel bezwaar als mensen daar grenzen negeren en meer samen optrekken. Integendeel, het is alleen maar leuk. Natuurlijk heb je ongelooflijk benepen katholieken, die zullen er niet voor open staan. Bonders krijg je ook niet mee. Maar mensen van goede wil moeten doorgaan elkaar te zoeken.”

Waarbij je meer protestant dan katholiek blijft.

“Dat zal je nog verbazen. Inderdaad, ik vind protestantisme leuk. Het mikt meer op de intellectuele zintuigen dan de katholieke kerk, die andere zintuigen bedient. Die laatste miste ik in mijn protestantse opvoeding en opleiding.

Ik voel mij thuis en ga ook voor in de Haagse Dominicus, de Haagse pendant van de Amsterdamse Dominicus.

Vroeger was ik steil protestants en had ik echt helemaal niets met liturgie. Vrome liedjes met slechte teksten zijn aan mij net zomin besteed als weesgegroetjes prevelen en formuliergebeden opzeggen. Of moeizame katholieke theologie bestuderen, als van Rahner of Ratzinger. Dat was toen.

Ik leefde oecumenisch en kreeg katholieke vrienden en collega’s, in de redactie van Open Deur of bij Christenen voor het Socialisme. Mijn blik werd weidser.

Ten diepste ben ik niet van mijzelf. Er is iets, iemand buiten mij waar ik hoop en troost aan ontleen. Dat kan de ander zijn, zo vrijzinnig ben ik

willem van der meiden

Ik ben nooit gevallen voor de zwaar aangezette mystiek van de eucharistie. Toch heb ik er wat mee. Het is een vorm van beleving die mij kan raken. Voor mij heeft avondmaal drie aspecten. Gedenken, waar het ritueel vandaan komt. Communie, de saamhorigheid in de gemeenschap. En vooruitgrijpen naar de wereld waarin iedereen genoeg te eten en te drinken heeft.

Ik herinner mij de vieringen van avondmaal in de Bethelkapel tijdens het kerkasiel voor de familie Tamrazyan. Als Stek waren wij daar nauw bij betrokken. Daar voelde ik aan den lijve: dit gaat ergens over. Zoals alle plaatsen, waar mensen aan tafel zitten, samen eten en inspiratie delen, verband houden met het avondmaal. Ze dragen bij aan een meer eigentijdse omgang met eucharistie.”

Bid je veel?

“Zelden. Ik maak veel gebeden voor in een kerkdienst, maar in mijn eentje bidden? Nee, ik ben niet voor die solo-gelovigheid. Ik word er alleen rijker van als ik het samen met anderen doe.

Het belang van geloven is troost bieden. Troost, troost, mijn volk. Jesaja 40, vers 1. Dat leer ik vooral in mijn pastorale contacten. Troost is schaars, ook in deze tijden van pandemie. Dit is wat wij als kerken in de aanbieding hebben: troost. Het is ons belangrijkste product.

Ik wil me weleens meer verdiepen in de Heidelbergse Catechismus. De eerste vraag is mij dierbaar: ‘Wat is uw enige troost, beide in leven en sterven?’ Dat is geen slechte vraag, toch? Het eerste deel van het antwoord vind ik ook interessant: ‘Dat ik met lijf en leden, beide in leven en sterven niet van mijzelf ben’. Bij wat daarna komt begint het theologisch gesprek.

Ten diepste ben ik niet van mijzelf. Er is iets, iemand buiten mij waar ik hoop en troost aan ontleen. Dat kan de ander zijn, zo vrijzinnig ben ik. De handen van God zijn de anderen. Het kan ook iets daarbuiten zijn, iets dat wij niet kunnen benoemen.”

Paspoort

Willem Jan van der Meiden (Amsterdam, 1954) is theoloog, journalist, docent, communicatieadviseur.

  • Echtgenoot, vader, trotse opa.
  • Studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam.
  • Doctoraalscriptie over de analyse van het fascisme van theoloog K.H. Miskotte.
  • Werkte als publiciteitsmedewerker bij Kerk en Wereld in Driebergen.
  • Was eindredacteur van oecumenisch maandblad Open Deur, hoofdredacteur van HN-magazine en in 2002 een van de grondleggers van Volzin, waarin hij sinds die tijd regelmatig publiceert.
  • Werkte van 2002 tot 2020 bij Stek, Stichting voor stad en kerk, in Den Haag.
  • Promoveerde in 2009 aan de VU Amsterdam op de geschiedenis van kinderbijbels in Nederland.