Alle interviews en dit essay zijn gebundeld en als pdf-publicatie te downloaden.
Terwijl ik de tussenbalans opmaak van mijn geloofsreis, denk ik aan het Bijbelverhaal over de exodus, de uittocht van het volk Israël uit de slavernij van Egypte. Ik zie nog voor me hoe de juf van de zondagsschool op het flanellen bord een vurige wolkkolom plakte boven het morrende volk. God zou hen leiden, maar – was de waarschuwing – de hardleerse Israëlieten moesten wel leren zich aan Gods geboden te houden. Als straf voor het falen doolden ze veertig jaar door de woestijn. Dat komt ervan. Wij brave kinderen knikten en beloofden beter. Dat werd onze missie: je best doen, gehoorzaam zijn. Zo alleen kom je in het beloofde land.
Het is een van de vele Bijbelverhalen die zo’n heel andere betekenis voor mij kregen, dankzij iedereen die ik door deze serie heb ontmoet. Mijn queeste begon na het overlijden van mijn man in 2013. De pijlers van mijn fundamentalistische evangelische opvoeding – gebouwd op een rots, zo was mij verzekerd – bezweken onder de golfslagen van rouw. Drijfzand bleek het en ik stond op verzuipen, wist niet meer of en wat ik nog geloofde. Als een dolende ging ik op weg. Met een groot verdriet, een zielsverlangen én een oerinstinct dat wat ik zocht daar ergens moet zijn. Met een licht besef, een vermoeden dat het misschien in mij zit, nabij. Maar hoe?
In het tv-programma De Verwondering las ik een mystiek gedicht voor van de Vlaamse dichter Felix Timmermans, over de wanhoop van het dolende volk Israël. “Hoe loopt de weg door de woestijn / naar Uw Beloofde Landen? / Er is veel dorst, er is veel pijn, maar weinig troost voorhanden. / Wij kwamen in 't begin der wegen / de kloeke druivendragers tegen, / en vroegen toen reeds: Is 't nog ver?”
Het gedicht ademt een moeheid en verslagenheid van al het zoeken, de frustratie van het voortdurende reiken, het niet kunnen vinden en pakken. Ik herken dat zo bij mezelf en bij de negen medereizigers die ik tussen september 2020 en juli 2021 interviewde voor Volzin over hoe zij tot hun vernieuwende ideeën over het christendom kwamen. In hun geworstel ontdekte ik een bekend verhalenpatroon, dat van de reis van de held, naar idee van de Amerikaanse literatuurwetenschapper Joseph Campbell (1904-1987).
Hij analyseerde talloze verhalen en mythen en ontdekte daarin eenzelfde verloop. De hoofdpersoon gaat na een trigger op reis en belandt na obstakels in een crisis waarin hij zijn grootste angst onder ogen moet zien. Dat leidt tot een diep inzicht en nieuwe koers.
Zo verging het ook mijn geïnterviewden. Vier van de negen startten hun reis vanuit een orthodox-christelijk milieu, vier uit een gematigd of vrijzinnig gelovig milieu, één was atheïst. Ieder met zijn eigen wereld-, gods- en mensbeeld: zo doen en geloven we het hier. Meestal zo rond de studententijd ging dat schuiven. Vaak tijdens een studie (theologie) of na een persoonlijke worsteling over met name ethische kwesties rond geaardheid, seksualiteit en liefde.
Theoloog en cultureel antropoloog Johan Roeland ontdekte dat zijn kerk een ‘recent geconstrueerd verzinsel’ bleek en God niet alomtegenwoordig. Hij voelde zich verlaten, ‘ik bleef verbijsterd achter’. Hoogleraar feminisme en christendom Mariecke van den Berg studeerde voor predikant totdat ze ontdekte dat er in haar kerk geen ruimte was voor haar omdat ze op vrouwen viel. Ze moest haar toekomstplannen omgooien. Bij pinksterpredikant Samuel Lee begon het te wringen omdat hij zag dat gelovige mensen en hun levens niet veranderden. Meditatieleraar Sicco Claus kon na de tsunami in Azië in 2004 zijn antwoord op het lijden niet meer rond krijgen.
Als een dolende ging ik op weg. Met een groot verdriet, een zielsverlangen én een oerinstinct dat wat ik zocht daar ergens moet zijn
Pauline weseman
Het eens zo vanzelfsprekende komt op de helling te staan. Theoloog en activist Rikko Voorberg beschreef zijn gevoel nadat hij ontdekt dat God niet voorspelbaar maar ongrijpbaar is: “Het was vervreemdend, ongelooflijk eenzaam. Het was verliezen: het geloof in de tradities, de veiligheid van het ouderlijk huis, de inbedding van zo’n kerk. Je weet dat je niet terug kunt en zoekt naar houvast.” De reis naar een onbekende wereld vangt aan, want als dit het niet is, wat dan wel? Juist in een moment waarin alles verloren lijkt, ontstaat een vernieuwend inzicht.
Levenskunstenares Ria Weyens stond ‘met haar neus tegen de muur’ toen iemand haar opriep te stoppen met vechten tegen de vijand in haarzelf, ‘mededogen, liefde te sturen naar dat wat je niet graag ziet in jezelf’. Zo ontdekte ze de erfzegen: ieder mens is ten diepste goed. Dat nieuwe besef hardop uitspreken is spannend, voelt als een coming out, bijvoorbeeld voor Van den Berg toen ze uitsprak ‘Jezusmoe’ te zijn, of voor Samuel Lee dat hij de ideeën van de franciscaanse priester Richard Rohr waardeerde, in zijn kringen omstreden. Toch uitten ze het.
Blijkbaar is er na het inzicht nog een diepe permissie van zichzelf en anderen nodig die nieuwe weg in te mogen slaan. Wie heeft aanvaard dat dit je weg is, wie ondanks het verlies van ouders, familie, kerk en omgeving, de moed bij elkaar raapt die te gaan, voelt zich bevrijd, opgelucht. Studentenpastor-pionier Maarten Vogelaar kon na een diepe worsteling Gods onvoorwaardelijke liefde ervaren en voelde zich daarna vrij christelijke yoga aan te bieden, wetende dat hij daar ‘geheid’ gedonder mee kreeg in zijn achterban. Soms heb je daar anderen voor nodig. Theologe Janneke Stegeman vond in het Bijbellezen met Palestijnse vrouwen permissie kwaad én gelovig te mogen zijn. Deze vrouwen durfden dat, terwijl daar bij haar thuis weinig ruimte voor was.
Wat gebeurt daar in die diepste inzichten? Ik zette ze op een rij: Ik ben er nog. God of iets draagt mij. Ik val niet te pletter. Ik ervaar ruimte voor het mysterie, hoef het niet meer zeker te weten. Ik mag meedoen met alles wat ik ben, ook mijn lichaam. Ik ben onvoorwaardelijk geliefd, hoe ik mij ook voel. God ervaren is aandacht besteden aan mijn gevoelens, angsten en verlangens. Ik ervaar genade, het hoeft niet perfect te zijn. Zalig zij die het verkloten. Niemand zal mij ooit begrijpen en dat bevrijdt mij. Ik voel mij bevrijd van hokjes, oordelen en schuldgevoelens. Ik weet dat ik ten diepste goed ben. Ik zit op het goede spoor, maar moet mijn weg nog vinden.
Wat opvalt is hoe het bij vrijwel iedereen begint te schuiven wanneer de geloofsleer wringt met de realiteit, maar het uiteindelijke gevecht, het hart van de crisis, speelt zich af op het persoonlijke vlak. Een basisovertuiging moet sneuvelen, in de ogen gekeken worden, precies zoals Campbell ontdekte. De bevrijding uit de crisis is een innerlijke richting vinden die zin geeft: dichter bij jezelf komen, de moed en permissie vinden je weg te gaan.
Mijn vriend – vrijzinnig, doopsgezind predikant – vindt deze voor mij verrassende bevinding bijna een open deur. Geloven gaat toch juist over je innerlijk leven, meer mens worden?, is zijn reactie. De exodus is voor hem geen oproep tot gehoorzaamheid, maar gaat over ‘de bevrijding van jezelf, uit de slavernij stappen, je eigen weg gaan’. 'De woestijn is geen straf maar staat symbool voor het leven.' Zo had ik de exodus nog nooit bekeken. Ik voelde dat ik het ook zo ervoer, maar ook de dreiging van mijn zondagsschooljuf met haar wolkkolom.
Al schrijvende herinner ik mij het interview met Mariecke van den Berg. Dankzij diezelfde zondagsschool kan ik de Bijbelverhalen nog steeds dromen. Dat ik ze daarmee nog lang niet ‘by heart’ ken, ofwel ze in mijn hart begrijp, ontdekte ik toen Van den Berg het verhaal van koningin Wasti uit het Bijbelboek Esther in herinnering bracht. De koning houdt een groot banket. Als iedereen dronken is, gebiedt hij zijn mooie vrouw Wasti te komen om met haar te pronken. Ze weigert, zegt nee.
Nee mogen zeggen, opstaan tegen de macht, opkomen voor jezelf. Het staat in de Bijbel. Langzaam begrijp ik dat het systeem waarin ik opgroeide een machtssysteem is. Alleen het antwoord ‘ja’ werd geaccepteerd. Meebuigen, meelopen, alles aannemen, geen vragen stellen. Een ‘ja’ tegen God was een ‘nee’ tegen mezelf, onder het mom dat God weet wat goed voor me is. Niet ik, maar Christus moest op de troon van mijn hart. Uit de machtsstructuur losbreken, de permissie vinden mijn weg te gaan, mij uit te spreken, blijkt mijn strijd te zijn. Een reis naar mijn authentieke zelf dat opstaat, nee durft te zeggen tegen constructen en mensen die niet goed voor me zijn. Op alle terreinen: liefde, opvoeding, vriendschap, werk en financiën.
De exodus dus, maar dan anders, oftewel ‘lived spirituality’ zoals Richard Rohr het noemt, geloven vanuit een innerlijk proces. En – zo vraag ik mij nu ontgoocheld af, waarbij verbazing en woede elkaar afwisselen – hoe is het mogelijk dat mijn geloof destijds werkelijk 180 graden anders uitgelegd is dan hoe ik het nu ervaar? Het ging om het behoud van mijn ziel, via een weg die mijn ziel gek genoeg geheel omzeilde.
Wie of waar is God dan nog? Het lijkt wel of dat er minder toe doet. Verhalenverteller Gottfrid van Eck zegt in mijn Trouw-reportage over zijn Verhalenhuis hoe hij God ontmoet in eerlijke verhalen met een open einde. “Wanneer je je verbindt met de ander, in dat kleine verhaal, voorbij grote woorden, is daar voor mij God”, zegt hij. Verder dan dat kom ook ik niet.
Langzaam begrijp ik dat het systeem waar ik in opgroeide een machtssysteem is
pauline weseman
Gelukkig zoeken mensen helemaal geen antwoorden, maar herkenning. Waar ik geen rekening mee had gehouden, was dat ik ook zelf werd geïnterviewd, precies om die reden. Er volgden lezingen en workshops. Ook ik moest met de billen bloot, uit mijn comfortzone als observerende journalist. Geheel in de lijn mijzelf meer uit te spreken, besloot ik hiermee te spelen en steeds een ander stukje van mezelf prijs te geven, iets kwetsbaars, een taboe, over de voordelen van weduwe zijn, een onbeantwoorde liefde of rare gewoonte. Iets waar ik me voor schaamde. Ik schreef voor een event van kunstenaar Bob Venus een brief aan God over mijn pijn, verlies en verlangen. Ik merkte hoe helend dat uitpakte, hoe ik gezien en gesteund werd, hoe ik een ander verder kon helpen: Hé, zij worstelt ook.
Hoe belangrijk bleek deze steun. Ik vroeg ook mijn geïnterviewden wie hen hielp. Allereerst mensen bij wie zij de ruimte voelen te mogen zijn wie ze zijn, die hen vertrouwen en bevestigen op hun kronkelige weg, zoals de pastor die Voorberg in vol vertrouwen toesprak: “Je weet allang wat je moet doen”. Of de stroom steunbetuigingen aan spoken word-artist Droominee Rik Zutphen nadat hij postte over zijn relatiebreuk op Facebook. Ten tweede helpen mensen die tot voorbeeld zijn, voorleven, nieuwe ideeën en vormen aanreiken.
Wanneer ze met nieuwe ogen toch weer naar dat christendom kijken, ontstaat de behoefte anderen datzelfde heilzame te laten ervaren. Hen bij te staan op dat hellende vlak, te troosten, daar op hun beurt een voorbeeld in te zijn. Sommigen worden activistisch, met de Bijbel als bron voor verzet en rechtvaardigheid. Voor Trouw maakte ik van september 2020 tot deze zomer zestien reportages over die nieuwe vormen, rond kunst, muziek, wellness, dans, klimaatactivisme, leefgemeenschappen, digitale community’s, kloosters, sociale diaconie, verhalen, rituelen en waterspiritualiteit. Ik onderzocht wat die vormen brengen en wat daarbij van belang is. Dit komt in een afsluitend artikel in Trouw en in een slotbijeenkomst aan bod.
Een conclusie is dat handelen, delen, ervaren en het zintuiglijke het meest vruchtbaar blijkt, precies dat wat een eenzijdige kerkdienst niet biedt
pauline weseman
Een conclusie is dat handelen, delen, ervaren en het zintuiglijke het meest vruchtbaar blijkt, precies dat wat een eenzijdige kerkdienst niet biedt. De kerk blijft belangrijk als anker voor stilte en scharniermomenten en als interactieve, experimentele gemeenschap. Ook bij mij ontstonden nieuwe vormen: nieuwe vriendschappen, schrijfretraites voor zielzoekers en ik ontmoette mijn geliefde. En weer zit ik in een proces, van keuzes maken, in leven en werk. De cyclus gaat door.
Vaak kreeg ik de vraag hoe nieuw dat nieuwe christendom is. Inderdaad, het is niet nieuw. Woestijnvaders en mystici ontdekten dit eeuwen geleden al en toen de grote meute in de vorige eeuw seculariseerde, ontdekten ook veel christenen dit innerlijke proces. Het overkomt nu ook veel orthodoxe gelovigen. In mijn reportages gaven onderzoekers hen tal van namen: vloeibare en medium gelovigen, christelijk spirituelen, zinzoekers en post-theïsten. Vaak van orthodoxe huize. Handelen om verbinding te vinden is belangrijker dan overtuigingen. Ze putten uit christelijke bronnen en rituelen, hen het meest bekend en vertrouwd, maar dan op eigen wijze. Voor hen is dit proces nieuw, zo niet een aardverschuiving. Ik kan het sterker vertellen: het is stokoud, ligt besloten in de natuur. Elke keer weer die cyclus van vernieuwing. Afsterven en alleen dan opstaan, dichter bij je wezen, je kern, je ziel. Geloviger en christelijker dan dat kan het niet worden.
Pauline Weseman (1972) is journalist, docent, religiewetenschapper en narratief coach. Ze doceert aan de School voor Journalistiek in Utrecht en geeft schrijfretraites en workshops over je levensverhaal.